Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-06-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2327, 15/00135
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-06-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2327, 15/00135
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 10 juni 2016
- Datum publicatie
- 9 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:2327
- Zaaknummer
- 15/00135
Inhoudsindicatie
Is aan belanghebbende terecht een bedrag van € 30,05 in rekening gebracht in verband met een aanvraag van een Verklaring omtrent het gedrag (VOG)? In het bijzonder spitst het geschil zich toe op de volgende vragen:
I. Betreft de dienst, bestaande uit het verstrekken van een VOG, rechtstreeks en in overheersende mate een individualiseerbaar belang?
II. Zijn, gelet op het arrest van dit Hof van 13 juni 2014, 11/00255bis, ECLI:NL:GHSHE:2014:1762, de in rekening gebrachte kosten van het uittreksel uit de GBA hoger dan de kostprijs?
Het Hof acht zich onbevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen en draagt de griffier op het hoger beroepschrift door te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/00135
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 23 december 2014, nummer AWB/ROE 12/1005 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Maasgouw,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te vermelden nota.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is bij beschikking van 7 juni 2012 (hierna: de nota) een bedrag van € 30,05 in rekening gebracht in verband met een aanvraag van een Verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van
€ 123. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 7 april 2016 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar is toen verschenen en gehoord namens de Heffingsambtenaar de heer [A] .
Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en hetgeen de Heffingsambtenaar ter zitting geloofwaardig heeft verklaard, zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden, voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is bestuurslid en penningmeester van de Stichting [peuterspeelzaal] (hierna: de peuterspeelzaal). Teneinde te voldoen aan de voorwaarden voor registratie van de peuterspeelzaal heeft belanghebbende op 7 juni 2012 een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) aangevraagd. In het betreffende aanvraagformulier staat onder meer het volgende vermeld:
‘De reactie op uw aanvraag wordt binnen twee tot vier weken door het Ministerie van Justitie naar uw postadres gestuurd. Als u vragen heeft over de voortgang van uw aanvraag, kunt u onder verwijzing van het aanvraagnummer contact opnemen met het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG). Bereikbaar op telefoonnummer 070 370 7234 of via email frontdesk.dbz@minjus.nl.’
De Heffingsambtenaar heeft ter zake van voormelde aanvraag met toepassing van de Legesverordening Maasgouw 2012 en de daarbij behorende Tarieventabel (onderdeel 1.9.1) een bedrag van € 30,05 in rekening gebracht.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de nota terecht aan belanghebbende is opgelegd. In het bijzonder spitst het geschil zich toe op de volgende vragen:
I Betreft de dienst, bestaande uit het verstrekken van een VOG, rechtstreeks en in overheersende mate een individualiseerbaar belang?;
II Zijn, gelet op het arrest van dit Hof van 13 juni 2014, 11/00255bis, ECLI:NL:GHSHE:2014:1762, de in rekening gebrachte kosten van de VOG hoger dan de kostprijs?
Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag ontkennend en de tweede bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Heffingsambtenaar en tot vernietiging van de nota. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.