Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-06-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2335, 15/01211
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-06-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2335, 15/01211
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 10 juni 2016
- Datum publicatie
- 9 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:2335
- Zaaknummer
- 15/01211
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft aangifte gedaan van de door haar ter zake van de registratie van een personenauto verschuldigde BPM. De handelswaarde heeft belanghebbende berekend aan de hand van een combinatie van de koerslijsten van Eurotaxglass’ en Autotelexpro, omdat er geen koerslijst bestaat waarin alle op de auto aanwezige opties kunnen worden ingevuld. Het Hof accepteert deze methode niet. Indien een belastingplichtige wil afwijken van een door hem gehanteerde koerslijst, zal hij bewijs moeten leveren in hoeverre in het concrete geval de waarde van de auto afwijkt van de waarde die volgt uit de toegepaste koerslijst. Dat kan bijvoorbeeld plaatsvinden aan de hand van een taxatie van de auto.
Zowel belanghebbende als de Inspecteur maken de handelswaarde niet aannemelijk. Het Hof sluit aan bij de subsidiaire stelling van belanghebbende en bepaalt de afschrijving op de opties die niet in de koerslijst kunnen worden ingevuld op hetzelfde percentage als de afschrijving op de opties die wél in de koerslijst zijn ingevuld, te weten 93,34%.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/01211
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 29 september 2015, nummer AWB 15/1886, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en beschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) opgelegd ten bedrage van € 2.822 aan belasting, alsmede bij beschikking een bedrag aan belastingrente van € 80. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken de naheffingsaanslag en beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 772, de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende veroordeeld tot een bedrag van € 1.612,12 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 331 aan deze vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 497.
De Inspecteur heeft geen verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Inspecteur vóór de zitting nadere stukken (aangeduid als verweerschrift) ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 15 april 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , directeur van belanghebbende, vergezeld van de heer [B] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [D] , mevrouw [C] en de heer [E] .
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende heeft op 28 augustus 2013 aangifte gedaan van de door haar ter zake van de registratie van een personenauto op grond van de Wet BPM verschuldigde belasting. Het betreft een personenauto van het merk [merk 1] , type [type 1] , met identificatienummer [nummer] (hierna: de auto). Het desbetreffende aangiftebiljet vermeldt een te betalen bedrag van € 5.677. Belanghebbende heeft dit bedrag op 3 september 2013 op aangifte voldaan.
Voor de berekening van de verschuldigde BPM heeft belanghebbende de handelswaarde van de auto berekend aan de hand van de koerslijstwaarde van Eurotaxglass’s. De handelswaarde van de auto per 28 augustus 2013 volgens deze koerslijst bedraagt € 23.906. In de betreffende koerslijst konden niet alle op/in de auto aanwezige opties worden ingevuld. Alleen de opties “elektrisch bedienbaar schuifdak” en “metallic lak” konden worden “aangevinkt”; de nieuwprijs van deze opties was € 4.056. De overige opties ten bedrage van € 10.840 heeft belanghebbende verwerkt door dit bedrag in te vullen bij de post “waarde/prijs overig”. Uit de koerslijstberekening volgt dat de opties van € 4.056 op 28 augustus 2013 zijn afgeschreven tot een bedrag van € 270. Omdat de koerslijst geen afschrijving toepast op de bedragen die bij “waarde/prijs overig” zijn ingevuld, heeft belanghebbende een bedrag van € 10.732 aan “reparatiekosten” opgenomen, teneinde alsnog een afschrijving toe te passen op de overige opties. De toegepaste afschrijving op de overige opties bedraagt aldus 99%. Dit percentage heeft belanghebbende onderbouwd door het overleggen van een koerslijstberekening AutotelexPro betreffende een, volgens belanghebbende, met de auto vergelijkbare auto, zijnde een [merk 2] , type [type 2] . Uit de koerslijstberekening volgt dat voor een bedrag van € 10.000 opgenomen opties afschrijven tot een bedrag van € 100.
De verschuldigde BPM van € 5.677 is bij de aangifte als volgt berekend.
Nieuwprijs voertuig |
€ 165.572 |
Inkoopwaarde volgens koerslijst |
€ 23.906 |
Afschrijving |
€ 141.666 |
Afschrijvingspercentage |
85,6% |
Historische BPM |
€ 39.421 |
Afschrijving |
€ 33.744 |
Verschuldigde BPM |
€ 5.677 |
De Inspecteur heeft op 10 oktober 2014 een naheffingsaanslag opgelegd. Voor de berekening van de verschuldigde BPM heeft de Inspecteur de handelswaarde van de auto berekend aan de hand van de koerslijstwaarde van Eurotaxglass’s; deze handelswaarde bedraagt per 2 september 2013 € 35.575. De nieuwprijs van de aan te vinken opties zijn, eveneens als in de koerslijstberekening van belanghebbende, € 4.056. De overige opties zijn ingevuld bij “waarde/prijs overig” voor een bedrag van € 10.838. Uit de koerslijstberekening volgt dat de aangevinkte opties zijn afgeschreven tot € 263 en op de overige opties is niet afgeschreven. Met een waarde verminderende post zoals “reparatiekosten” is geen rekening gehouden.
De Inspecteur heeft de verschuldigde BPM als volgt berekend.
Historische nieuwprijs |
€ 165.030 |
Inkoopwaarde volgens koerslijst |
€ 35.575 |
Afschrijving |
€ 129.455 |
Afschrijvingspercentage |
78,44% |
Historische BPM |
€ 39.421 |
Afschrijving |
€ 30.922 |
Verschuldigde BPM |
€ 8.499 |
Voor het verschil tussen € 8.499 en € 5.677, zijnde € 2.822, is een naheffingsaanslag opgelegd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I: Is de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
II: Dient bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding het gewicht van de zaak op factor 2 te worden gesteld?
Belanghebbende is van mening dat vraag I ontkennend en vraag II bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Tussen partijen is niet in geschil dat:
- de nieuwprijs van de auto € 165.030 bedraagt;
- de historische BPM € 39.421 bedraagt; en
- belanghebbende de afschrijving alsnog mag berekenen uitgaande van de forfaitaire afschrijvingstabel, hetgeen leidt tot een verschuldigde BPM van € 6.316, zodat de naheffingsaanslag in ieder geval moet worden verminderd tot € 639.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken van de Inspecteur, en primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag, subsidiair tot vermindering van de naheffingsaanslag tot € 342, dan wel € 591, dan wel € 639. De Inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak van de Inspecteur, en vermindering van de naheffingsaanslag tot € 639.