Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-06-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2667, 15/00585
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-06-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2667, 15/00585
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 30 juni 2016
- Datum publicatie
- 30 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:2667
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2015:870, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:846, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/00585
Inhoudsindicatie
Belanghebbende bezit op 1 januari 2013 de mede-eigendom van dertien huurwoningen in de zin van de Wet verhuurderheffing. Met betrekking tot deze dertien woningen zijn aan belanghebbende WOZ-beschikkingen kenbaar gemaakt. Niet in geschil is dat belanghebbende op grond van de wet de verhuurderheffing is verschuldigd. Belanghebbende bestrijdt door de wetgever gemaakte en in de artikelen 3 en 4 van de Wet verhuurderheffing neergelegde keuzes en betoogt dat die onredelijk en willekeurig zijn en leiden tot een buitensporige last. Het Hof is van oordeel dat de wetgever de ruime beoordelingsmarge niet heeft overschreden door voor de verhuurderheffing aan te knopen bij de WOZ-beschikkingsgerechtigde. Voorts is het Hof van oordeel dat belanghebbende geen begin van bewijs heeft geleverd dat sprake is van een buitensporige last in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/00585
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 12 februari 2015, nummer AWB 14/3788, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te noemen voldoening op aangifte.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 26 september 2013 aangifte gedaan voor de verhuurderheffing. De volgens de aangifte verschuldigde belasting ten bedrage van € 77 is op 27 september 2013 voldaan. Belanghebbende heeft tegen de voldoening op aangifte bij brief van 14 oktober 2013 bezwaar gemaakt.
De Inspecteur heeft bij uitspraak van 16 mei 2014 het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 17 maart 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] . Het onderhavige hoger beroep is gezamenlijk behandeld met het hoger beroep met kenmerk 15/00591.
De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende bezit op 1 januari 2013 samen met twee broers in privé dertien huurwoningen in de zin van de Wet van 3 juli 2013, houdende invoering van een verhuurderheffing (Wet verhuurderheffing) (hierna: de Wet verhuurderheffing). Met betrekking tot deze dertien woningen zijn op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) aan belanghebbende beschikkingen gegeven.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aangiftebiljet voor de verhuurderheffing uitgereikt. Belanghebbende heeft op 26 september 2013 als volgt aangifte gedaan:
Aantal objecten |
13 |
Som WOZ-waarden |
€ 2.394.000 |
Vrijstelling |
-/- € 1.841.539 |
Belastbaar bedrag |
€ 552.462 |
Tarief |
0,014% |
Verschuldigde verhuurderheffing |
€ 77 |
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende verhuurderheffing is verschuldigd. Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en teruggave van de door hem voldane verhuurderheffing ten bedrage van € 77. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.