Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2728, 15/00131

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2728, 15/00131

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
8 juli 2016
Datum publicatie
29 november 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:2728
Zaaknummer
15/00131

Inhoudsindicatie

Nu beide partijen de door hen verdedigde waarde niet aannemelijk hebben gemaakt, stelt het Hof de waarde van de als woning en kantoor in gebruik zijnde villa in goede justitie vast op € 630.000.

De Heffingsambtenaar is, ondanks een telefonisch verzoek van de griffier niet verschenen ter zitting. Het Hof overweegt dat een bestuursorgaan dat een de burger belastende beschikking neemt in beginsel is gehouden in een gerechtelijke procedure zijn standpunt tijdens het onderzoek ter zitting toe te lichten. Door onder deze omstandigheden niet in persoon ter zitting te verschijnen handelt de Heffingsambtenaar niet zoals een behoorlijk handelend bestuursorgaan betaamt.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00131

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 18 december 2014, nummer AWB 14/1094, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Venlo, hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de na te noemen beschikking ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en de aanslag onroerende zaakbelasting over het jaar 2013.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 28 februari 2013 krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de aan belanghebbende toebehorende onroerende zaak, [a-straat] 15, te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het belastingjaar 2013 vastgesteld op € 744.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2013 (hierna: de aanslag) bekend gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarde van de onroerende zaak en de aanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd. De Rechtbank heeft de waarde van de onroerende zaak in goede justitie vastgesteld op € 694.000 en bepaald dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar veroordeeld in de kosten van de bezwaarprocedure tot een bedrag van € 486 en de kosten van de beroepsprocedure tot een bedrag van € 974 en heeft bepaald dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht ten bedrage van € 45 vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 11 mei 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, de heer [A] (hierna: de gemachtigde). De Heffingsambtenaar is met voorafgaande kennisgeving aan het Hof niet ter zitting verschenen.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en de geloofwaardige verklaringen van belanghebbende tijdens het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [a-straat] 15 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak betreft een door belanghebbende bewoonde vrijstaande villa welke deels in gebruik is als kantoor. De onroerende zaak is gebouwd in 1908 en is aangemerkt als gemeentelijk monument.

2.2.

De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde in de beroepsfase een taxatierapport overgelegd (hierna: het taxatierapport), opgemaakt op 7 juli 2014 door [B] , waarbij de waarde per 1 januari 2012 is bepaald op € 744.000. Bij de waardebepaling zijn de gegevens van drie verkochte objecten in de beoordeling betrokken (hierna: de vergelijkingsobjecten): [a-straat] 1, te [woonplaats] (een vrijstaande kantoorvilla met bouwjaar 1900 op 22 september 2011 verkocht voor € 635.000), [a-straat] 24 te [woonplaats] (een vrijstaande villa met bouwjaar 1938 op 30 december 2011 verkocht voor € 1.200.000), en [a-straat] 40 te [woonplaats] (een vrijstaande villa met bouwjaar 1900 op 27 november 2009 verkocht voor € 1.100.000). In het taxatierapport is ter zake van de onroerende zaak uitgegaan van de volgende objectkenmerken: een woning van 1.350 m3, een kavel van 845 m2, een berging van 100 m2/m3, een kantoor van 120 m2/m3, een kelder van 570 m2/m3 en een garage met een waarde van € 10.000.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is de waarde van de onroerende zaak op een te hoog bedrag vastgesteld?

  2. Heeft de Rechtbank de vergoeding van de proceskosten op de voet van artikel 8:75 Awb juist vastgesteld?

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de kosten van de bezwaarfase, veroordeling van de Heffingsambtenaar in de proceskosten van het beroep met in achtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht (2,5 punten), veroordeling van de Heffingsambtenaar in de proceskosten van het hoger beroep met in achtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en vaststelling van de waarde van de onroerende zaak op € 570.000. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing