Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2730, 15/00024 en 15/00025
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2730, 15/00024 en 15/00025
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 8 juli 2016
- Datum publicatie
- 29 november 2016
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:2730
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2014:7982, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 15/00024 en 15/00025
Inhoudsindicatie
Onzakelijke lening, afwaardering vordering. Lening, gezien toenmalige (markt)omstandigheden, niet onzakelijk. Afwaardering vordering niet toegestaan omdat bewijs lagere waarde niet is geleverd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 15/00024 en 15/00025
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 november 2014, nummers AWB 14/60 en 14/61, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te vermelden belastingaanslagen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 17 november 2012 de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2008 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 249.250. Na daartegen gemaakt bezwaar is die aanslag bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Aan belanghebbende is met dagtekening 26 oktober 2013 de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2009 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 95.540. Na daartegen gemaakt bezwaar is die aanslag bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van die hiervóór genoemde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van zowel het beroep betreffende de aanslag voor het jaar 2008 als het beroep betreffende de aanslag voor het jaar 2009 heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318.
De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende in de zaak met kenmerk 15/00024 een griffierecht geheven van € 497.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 26 mei 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , belastingadviseur te [B] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] en [D] .
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Aan het slot van deze zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Enig aandeelhouder en directeur van belanghebbende is de heer [E] . Belanghebbende houdt 25 percent van de geplaatste aandelen in het kapitaal van [F] B.V. (hierna: [F] ). De resterende geplaatste aandelen in het kapitaal van [F] worden voor steeds 25 percent gehouden door drie andere besloten vennootschappen, wier aandelen worden gehouden door andere personen dan de heer [E] voornoemd.
In 1997 heeft belanghebbende een geldlening verstrekt aan [F] . Ultimo 2008 was het totaalbedrag van de vordering van belanghebbende op [F] € 310.883, inclusief bijgeschreven rente. Ultimo 2009 was het totaalbedrag van de vordering van belanghebbende op [F] € 338.624, inclusief bijgeschreven rente. De overige onder 2.1 bedoelde aandeelhouders in [F] hebben vergelijkbare geldleningen aan [F] verstrekt. In de akte van geldlening die door belanghebbende en [F] is ondertekend, is onder meer het volgende opgenomen:
‘De ondergetekende:
I [F] ” B.V. (…)
II [belanghebbende] B.V. (…)
Verklaren met elkander de volgende geldlening te zijn aangegaan:
De schuldeiser verstrekt ter leen aan de schuldenaar, die zulks erkent een som van ƒ 90.000,-- per 4 juni 1997, vermeerderd met een storting van ƒ 20.000,-- per 22 oktober 1997, vermeerderd met de rente over 1997, overeenkomstig artikel 1 ad. ƒ 2.764,--, vermeerderd met een storting van ƒ 15.000,--. Per 13 mei 1998, zulks tezamen ƒ 127.764,-- (…) waaromtrent de volgende bedingen zijn gemaakt.
1. Over de hoofdsom zal een rente worden betaald met een rentehoogte als volgt te bepalen: een rente van 5% per jaar, ingaande 4 juni 1997 welke halfjaarlijks zal worden bijgeboekt op de vordering.
2. Jaarlijks op 1 februari zal worden bekeken of er aanleiding bestaat om de rente voor de komende periode te herzien.
3. Van de zijde van de schuldenaar kan de hoofdsom te allen tijde, zowel in zijn geheel als in gedeelten worden afgelost, zonder extra rentevergoeding; de sub 1 overeengekomen rente wordt dan naar tijdsgelang gerekend.
4. De schuldenaar behoeft voor de nakoming van zijn verplichtingen geen zekerheid te stellen.
5. De hoofdsom of het restant daarvan is met rente en kosten zonder voorafgaande opzegging dadelijk opeisbaar, bij niet nakoming van enige andere verplichting tegenover de schuldeiser, bij ontbinding van de vennootschap-schuldenaar, bij verklaring in staat van faillissement van de schuldenaar of bij diens aanvraag om surséance van betaling. De schuldenaar is in gebreke door het enkel verloop van de bepaalde termijn, zonder dat daartoe een bevel of andere akte van inverzuimstelling vereist wordt.
6. De uit deze geldlening voortvloeiende verbintenissen voor de schuldenaar zijn ondeelbaar.
7. Alle kosten welke de schuldeiser naar zijn oordeel moet maken tot uitoefening van zijn rechten en alle verdere kosten waartoe deze geldlening nu of in de toekomst aanleiding mocht geven, alsmede de kosten verbonden aan het opmaken van deze akte komen voor rekening van de schuldenaar.’
Op 3 juni 1997 is door [G-bank] aan [F] een geldlening verstrekt van ƒ 1.000.000. Deze geldlening is gedeeltelijk afgelost en voor het restant, zijnde € 360.000, in het jaar 2004 geherfinancierd door middel van een geldlening, verstrekt door [H-bank] . De voorwaarden van deze respectieve bancaire geldleningen waren vergelijkbaar. De beide banken hadden een recht van eerste hypotheek op onroerende zaken in eigendom van [F] . De voornoemde aandeelhouders in [F] hebben zich, ieder voor een gelijk bedrag, borg gesteld voor de nakoming van de verplichtingen van [F] jegens de voornoemde banken.
Het eigen vermogen van [F] , zoals vermeld in de aangifte voor de vennootschapsbelasting van [F] voor het jaar 2009, is zowel ultimo 2008 als ultimo 2009 negatief.
De (hoofd)activiteit van [F] is projectontwikkeling. De vorenbedoelde gelden worden ten behoeve van projectontwikkeling aangewend. [F] heeft recreatiecomplex [J] gekocht. Aanvankelijk wilde [F] op de desbetreffende locatie een hotelresort ontwikkelen. Zij heeft lange tijd moeten wachten op de daarvoor vereiste vergunningen, waardoor eerst in het jaar 2011 met de verkoop is gestart. Wegens tegenvallende verkopen heeft [F] in het jaar 2012 besloten tot wijziging van het project in de ontwikkeling van vrijstaande recreatiewoningen. Zij heeft de daarvoor benodigde vergunningen echter niet verkregen. Daarna is besloten tot de bouw van tien landhuizen. [F] wachtte ten tijde van het onderzoek ter zitting op een voor de verdere ontwikkeling van dit project (hierna: het project) benodigde bestemmingsplanwijziging.
Belanghebbende heeft in haar aangiften voor de vennootschapsbelasting voor het jaar 2008 € 67.500 en voor het jaar 2009 € 52.250 ten laste van de winst gebracht. Deze bedragen betreffen de gedeeltelijke afwaardering van de onder 2.2 bedoelde vordering (hierna: de vordering). De Inspecteur heeft deze respectieve afwaarderingen geweigerd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende de vordering mag afwaarderen ten laste van de winst.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord; de Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Zij hebben hieraan ter zitting van het Hof, zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd:
Inspecteur
Bij de Belastingdienst is de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2014 ingediend. Ik zie daarin aangegeven een positief resultaat van iets meer dan 5 ton. Dat werpt licht op de verwachtingen die ook eerder bestonden. Er was steeds wel uitzicht op resultaat in [F] hetgeen terugbetaling mogelijk zou maken.
Belanghebbende
De winst in 2014 is veroorzaakt door de verkoop van grond. Dit was in 2008/2009 niet te voorzien. In de voormalige boerderij wilde men een hotel realiseren. Dat project is in 2011 in de verkoop gegaan. Het is niet gerealiseerd, omdat de locatie toch te ver van het strand gelegen is. Men probeert er nu een andersoortige bestemming voor te krijgen. Geen recreatie, maar een vaste woonbestemming. Tot op heden wil de gemeente niet meewerken aan bestemmingswijziging.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de onder 1.1 en 1.2 genoemde belastingaanslagen (hierna: de aanslagen). De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.