Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2894, 15/01112

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2894, 15/01112

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
8 juli 2016
Datum publicatie
30 november 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:2894
Zaaknummer
15/01112
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 65

Inhoudsindicatie

Het Hof heeft het door belanghebbende ingediende bezwaar tegen een op de voet van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen door de Heffingsambtenaar genomen beslissing, niet-ontvankelijk verklaard, omdat tegen een dergelijke beslissing geen bezwaar en beroep openstaat.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01112

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 27 juli 2015, nummer SHE 14/3789 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Valkenswaard,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende het verzoek van belanghebbende tot vermindering van de aanslag leges, aanslagnummer 0603997.

De zitting heeft plaatsgehad op 24 juni 2016 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde de heer [A] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [B] .

Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 8 juli 2016, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

Het Hof

- verklaart het hoger beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

- vernietigt de uitspraak van de Heffingsambtenaar,

- verklaart het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk,

- gelast dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 168 vergoedt,

- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof, aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 1.984.

Gronden

Ten aanzien van het geschil

1. Ter zitting van 24 juni 2016 heeft het Hof partijen voorgehouden dat het verzoek van belanghebbende, bij brief van 10 februari 2014, aan de Heffingsambtenaar om de hoogte van de aanslag leges te verminderen in verband met een lager bedrag aan werkelijke bouwkosten van de stal, fiscaalrechtelijk aangemerkt dient te worden als een verzoek om ambtshalve vermindering van deze aanslag. De aanslag, waarvan vermindering wordt gevraagd, stond op het moment van indiening van dit verzoek namelijk reeds onherroepelijk vast en de Legesverordening biedt geen grondslag voor een vermindering in het onderhavige geval.

2. Het Hof heeft partijen vervolgens voorgehouden dat de Heffingsambtenaar het verzoek van belanghebbende kennelijk niet als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag heeft aangemerkt. Bij besluit van 22 mei 2014 heeft de Heffingsambtenaar het verzoek tot vermindering van de aanslag afgewezen. De afwijzing van belanghebbendes verzoek is een beslissing op de voet van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen waartegen in dit geval geen bezwaar en beroep openstaat. Met betrekking tot een dergelijke beslissing kan slechts een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld (zie onder meer Hoge Raad 21 april 2006, nr. 41 033, ECLI:NL:HR:2006:AT3051, BNB 2006/302). Aangezien het besluit van 22 mei 2014 niet kwalificeert als een voor bezwaar vatbare beschikking, had de Heffingsambtenaar het door belanghebbende op 5 juni 2014 tegen dit besluit ingediende bezwaar niet-ontvankelijk dienen te verklaren. De Heffingsambtenaar heeft dit echter verzuimd en heeft bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 19 september 2014 inhoudelijk gereageerd op het bezwaar van belanghebbende en het bezwaar ongegrond verklaard; voorts is daarbij een rechtsmiddelverwijzing opgenomen.

3. Gelet op het voorgaande had de Rechtbank de uitspraak op bezwaar met dagtekening 19 september 2014 dienen te vernietigen en het door belanghebbende ingediende bezwaar niet-ontvankelijk dienen te verklaren. De Rechtbank heeft echter ten onrechte het beroep inhoudelijk beoordeeld en ongegrond verklaard.

4. De slotsom is dat de uitspraak van de Rechtbank moet worden vernietigd. Doende wat de Rechtbank had behoren te doen, zal het Hof de uitspraak op bezwaar van de Heffingsambtenaar vernietigen en het bezwaar van belanghebbende tegen het besluit op het verzoek om ambtshalve herziening, niet-ontvankelijk verklaren.

5. Bij het voorgaande wenst het Hof nog het volgende op te merken. Het Hof is zich ervan bewust dat de gang naar, uiteindelijk, het Hof voor belanghebbende een nodeloze en wellicht kostbare procedure is geweest die hem, zo is het Hof ter zitting gebleken, emotioneel ook heeft aangegrepen. Zoals het Hof met partijen heeft besproken en ook door de Heffingsambtenaar is bevestigd mag onder deze omstandigheden van de gemeente een uiterste inspanning worden verlangd om deze kwestie tot een voor alle partijen bevredigende oplossing te brengen waarbij een gang naar de civiele rechter moet worden voorkomen.

Ten aanzien van het griffierecht

6. Omdat de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, dient de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 45 respectievelijk € 123 te vergoeden.

Ten aanzien van de proceskosten

7. Nu zowel de uitspraak van de Rechtbank als de uitspraak van de Heffingsambtenaar worden vernietigd, acht het Hof termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen tot betaling van een vergoeding in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

8. Het Hof stelt de kosten voor de behandeling van het beroep bij de Rechtbank, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 2 (punten) x € 496 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 992.

9. Het Hof stelt de kosten voor de behandeling van het hoger beroep bij het Hof, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 2 (punten) x € 496 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 992.

10. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft gemaakt.

Slot

Gelet op al het vorenoverwogene moet worden beslist als bovenvermeld.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan door V.M. van Daalen-Mannaerts, voorzitter, A.J. Kromhout en F.P.G. Pötgens, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van J.M.A. Beckers, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2016.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 14 juli 2016

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH

‘s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

  1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

  2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.