Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2988, 14/01051
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-07-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2988, 14/01051
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 juli 2016
- Datum publicatie
- 30 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:2988
- Zaaknummer
- 14/01051
Inhoudsindicatie
Rechtbank verlaagt in één uitspraak 5x WOZ-beschikkingen van bedrijfspanden in één straat en handhaaft 2 WOZ-beschikkingen van bedrijfspanden in een andere straat. Alle panden zijn gelegen op hetzelfde bedrijventerrein.
Heffingsambtenaar komt in hoger beroep tegen de 5 WOZ-beschikkingen en belanghebbende dient incidenteel hoger beroep in tegen de andere 2 WOZ-beschikkingen.
Hof: incidenteel hoger beroep ook mogelijk als ter zake geen principaal hoger beroep is ingediend. Heffingsambtenaar heeft door hem verdedigde (7) waardes voldoende aannemelijk gemaakt. Het bij de rechtbank ingestelde beroep is alsnog volledig ongegrond. Hof oordeelt verder dat aangezien de problematiek met betrekking tot de 5 objecten waarvan de waarde in bezwaar is verminderd, nagenoeg identiek is, er geen reden is om de zwaarte van de zaak zwaarder dan gemiddeld aan te merken.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/01051 tot en met 14/01057
Uitspraak op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk,
hierna: de Heffingsambtenaar,
en het incidenteel hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 10 oktober 2014, procedurenummers AWB 14/591 tot en met 14/597 in de gedingen tussen
belanghebbende
en
de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te vermelden beschikkingen en aanslagen.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) aan belanghebbende in één biljet verenigde beschikkingen gezonden waarbij de waarde van de onroerende zaken, plaatselijk bekend als [a-straat] 8, 8a, 8b, 8c en 8d en de [b-straat] 4a en 4b, alle te [A] , per de waardepeildatum 1 januari 2012 (hierna: de waardepeildatum) zijn vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 (hierna: de beschikkingen). Tegelijkertijd zijn aan belanghebbende ter zake van deze (zeven) onroerende zaken aanslagen in de onroerende zaakbelasting over het jaar 2013 (hierna: de aanslagen) opgelegd, welke aanslagen in één geschrift zijn verenigd met de beschikkingen. Nadat tegen deze beschikkingen en de aanslagen bij de Heffingsambtenaar bezwaren zijn gemaakt, heeft de Heffingsambtenaar bij in één geschrift verenigde uitspraken d.d. 18 december 2013 de bezwaren inzake de vijf hiervoor genoemde onroerende zaken gelegen aan de [a-straat] gegrond verklaard en de waardes van die vijf onroerende zaken verlaagd, de bezwaren inzake de twee hiervoor genoemde onroerende zaken gelegen aan de [b-straat] te [A] ongegrond verklaard en een vergoeding van de kosten van bezwaar aan belanghebbende toegekend van € 470.
Belanghebbende is van de uitspraken betreffende de (zeven) onroerende zaken alsmede de kostenvergoeding van bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft deze zaken geregistreerd onder kenmerk AWB 14/591 tot en met 14/595 (de vijf onroerende zaken aan de [a-straat] ) en AWB 14/596 en 14/597 (de twee onroerende zaken aan de [b-straat] ). Ter zake van de zeven beroepen heeft de griffier alleen in de zaak AWB 14/591 een griffierecht geheven van € 44. De Rechtbank heeft bij in één geschrift verenigde uitspraken het beroep gegrond verklaard voor zover het de vijf panden aan de [a-straat] betreft, de uitspraken betreffende deze panden vernietigd, de vastgestelde waarden van deze panden verminderd zoals is weergegeven in het hieronder in 2.4 vermelde schema, de op deze panden betrekking hebbende aanslagen onroerende zaakbelasting dienovereenkomstig verminderd, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de (proces)kosten van belanghebbende ten bedrage van € 2.190 en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 44 aan deze vergoedt.
De Heffingsambtenaar heeft bij schrijven van 3 december 2014, bij het Hof op diezelfde dag binnengekomen, hoger beroep ingesteld bij het Hof “tegen uitspraak rechtbank AWB 14/591 t/m 14/597”, op grond waarvan de griffie ervan is uitgegaan dat het hoger beroep, zoals dat is geregistreerd onder de nummers 14/01051 tot en met 14/01057, is gericht tegen de door de Rechtbank vastgestelde c.q. gehandhaafde waardes van alle zeven hiervoor genoemde onroerende zaken en zulks vervolgens aan belanghebbende heeft bericht, onder gelijktijdige uitnodiging van belanghebbende voor het indienen van een verweerschrift ter zake. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en in haar verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld betreffende uitsluitend de (door de Rechtbank gehandhaafde waarde van de) beide panden aan de [b-straat] . De Heffingsambtenaar heeft het incidentele hoger beroep van belanghebbende niet schriftelijk beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 13 juni 2016 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [B] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [C] en de heer [D] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat in afschrift aan partijen is gestuurd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is eigenaar van de in geschil zijnde (zeven) onroerende zaken. De onroerende zaken zijn gelegen op een industrieterrein en zijn bedrijfspanden. Alle onroerende zaken worden verhuurd. De onroerende zaken aan de [a-straat] 8a tot en met 8d zijn vrijwel identiek.
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen op grond van artikel 22 van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaken, per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het kalenderjaar 2013 vastgesteld (zie onderstaand schema). In het desbetreffende geschrift zijn ook de aanslagen onroerende zaakbelastingen bekend gemaakt. In de uitspraken op bezwaar (UOB) heeft de Heffingsambtenaar de waardes opnieuw beoordeeld en als volgt vastgesteld.
Nummer Adres Waarde volgens beschikking UOB
14/1051 [a-straat] 8 € 154.000 € 140.000
14/1052 [a-straat] 8a € 185.000 € 168.000
14/1053 [a-straat] 8b € 185.000 € l68.000
14/1054 [a-straat] 8c € 185.000 € 168.000
14/1055 [a-straat] 8d € 185.000 € 168.000
14/1056 [b-straat] 4a € 340.000 ongegrond
14/1057 [b-straat] 4b € 336.000 ongegrond
De Heffingsambtenaar heeft in beroep twee taxatierapporten overgelegd, opgemaakt op 15 maart 2014 voor de vijf onroerende zaken gelegen aan de [a-straat] en op 31 maart 2014 voor de onroerende zaken gelegen aan de [b-straat] 4a en 4b, door taxateur [E] , verbonden aan [F] . In deze taxatierapporten is de waarde van de onroerende zaken getaxeerd op een waarde hoger of gelijk aan de vastgestelde waardes in de uitspraken op bezwaar. Hierbij is gebruik gemaakt van de huurwaardekapitalisatiemethode. Naast gegevens van de onroerende zaken, bevat dit taxatierapport voor de onroerende zaken aan de [b-straat] gegevens van de verkopen van een aantal vergelijkingsobjecten, te weten [b-straat] 4, 5 en 6.
De Rechtbank heeft bij in één geschrift verenigde uitspraken:
a. a) het beroep gegrond verklaard voor zover het betreft de vijf panden aan de [a-straat] , de uitspraken betreffende deze panden vernietigd en de vastgestelde waarden van deze panden als volgt verminderd:
Nummer Adres Waarde volgens Rechtbank
14/1051 [a-straat] 8 € 111.000
14/1052 [a-straat] 8a € 134.000
14/1053 [a-straat] 8b € 134.000
14/1054 [a-straat] 8c € 134.000
14/1055 [a-straat] 8d € 134.000, en
b) de vastgestelde waardes van de [b-straat] 4a en 4b gehandhaafd, te weten:
14/1056 [b-straat] 4a € 340.000
14/1057 [b-straat] 4b € 336.000.
De Heffingsambtenaar heeft de vijf onroerende zaken aan de [a-straat] (opnieuw) laten taxeren door de heer [E] voornoemd. In dit taxatierapport, dat is opgemaakt op 27 november 2014, zijn op basis van de marktgegevens nieuwe waardes vastgesteld zowel aan de hand van de huurwaardekapitalisatiemethode als via toepassing van de vergelijkingsmethode en wel als volgt:
Vergelijkingsmethode hwk-methode
14/1051 [a-straat] 8 € 188.000 € 189.000
14/1052 [a-straat] 8a € 222.000 € 228.000
14/1053 [a-straat] 8b € 222.000 € 228.000
14/1054 [a-straat] 8c € 222.000 € 228.000
14/1055 [a-straat] 8d € 222.000 € 228.000.
In beide taxatierapporten zijn een aantal vergelijkingsobjecten opgenomen, te weten:
-
[b-straat] 4
-
[b-straat] 5 en
-
[b-straat] 6, alle te [A]
Van de vergelijkingsobjecten zijn verkoopcijfers bekend.
Tevens zijn in het rapport van 27 november 2014 de voor de onderbouwing van de voor elke onroerende zaak gebezigde huurwaardekapitalisatiemethode gehanteerde uitgangspunten opgenomen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de waarde van alle zeven onroerende zaken op de waardepeildatum, alsmede de hoogte van de kosten van bezwaar en de hoogte van de proceskostenvergoeding in beroep en hoger beroep.
De Heffingsambtenaar heeft aangevoerd dat de Rechtbank de waardes van de panden [a-straat] 8, 8a, 8b, 8c en 8d ten onrechte lager heeft vastgesteld dan de vastgestelde waardes in de uitspraak op bezwaar. Ter onderbouwing van zijn stelling dat hij laatstbedoelde waardes voldoende aannemelijk heeft gemaakt, verwijst de Heffingsambtenaar naar het door hem ingebrachte taxatierapport van 27 november 2014. Voor wat betreft de waardering van de beide panden aan de [b-straat] persisteert hij bij hetgeen door hem in beroep reeds is aangevoerd. Voorts stelt de Heffingsambtenaar dat, indien het Hof de uitspraak op bezwaar bevestigt, er naar de opvatting van de Heffingsambtenaar geen aanleiding bestaat voor toekenning van een hogere vergoeding van kosten dan is toegekend bij de bestreden uitspraak op bezwaar.
Belanghebbende heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat voor wat betreft de waardering van de vijf panden aan de [a-straat] de uitspraak van de Rechtbank dient te worden gevolgd.
In zijn incidentele hoger beroep heeft belanghebbende aangevoerd dat de Rechtbank voor wat betreft de twee panden aan de [b-straat] volledig voorbij is gegaan aan hetgeen van de zijde van belanghebbende in beroep is ingebracht en hij verzoekt het Hof dan ook om een volledige heroverweging te maken op basis van alle door belanghebbende ingebrachte stukken en de waarde van die beide panden te bepalen op € 205.000 (nummer 4a) respectievelijk € 236.000 (nummer 4b).
Voor wat betreft de kosten van de procedure stelt belanghebbende zich op het standpunt dat, gelijk de Rechtbank heeft geoordeeld, een wegingsfactor met betrekking tot de zwaarte van de zaak van 1,5 in deze procedure op zijn plaats is.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar de inhoud van het daarvan opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, voor zover deze betrekking heeft op de daarbij gehandhaafde waardes van de twee panden aan de [b-straat] , vernietiging van de op die beide panden betrekking hebbende uitspraken van de Heffingsambtenaar, vermindering van de waarde van die beide onroerende zaken tot een bedrag van € 205.000 (nummer 4a) respectievelijk € 236.000 (nummer 4b) en dienovereenkomstige vermindering van de daarop betrekking hebbende aanslagen, tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor het overige en tot toekenning van een proceskostenvergoeding in hoger beroep op basis van dezelfde uitgangspunten als de Rechtbank dienaangaande heeft gehanteerd.
De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover daarbij de waardes (en de bijbehorende aanslagen) van de vijf panden aan de [a-straat] zijn verminderd, en voor zover een veroordeling in de kosten, inclusief de daarin opgenomen beslissing inzake de kosten van bezwaar, is uitgesproken en restitutie van het griffierecht is gelast en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor het overige.