Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4049, 13/00111

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4049, 13/00111

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
8 september 2016
Datum publicatie
30 december 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:4049
Zaaknummer
13/00111

Inhoudsindicatie

Het door belanghebbende aangetekende verzet heeft de Rechtbank ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende het Hof verzocht haar beroep tegen de weigering van de Inspecteur te beslissen op haar bezwaar in behandeling te nemen. Het Hof verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van dit beroep en ziet af van het doorzenden van het verzoek van belanghebbende aan de Hoge Raad, omdat belanghebbende vóór het indienen van haar verzoek bij het Hof al beroep in cassatie heeft ingesteld.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerken: 13/00111

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 18 oktober 2012, nummer AWB 11/3866, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen naheffingsaanslag en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 28 december 2004, onder aanslagnummer [aanslagnummer] , over de periode 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd, alsmede bij beschikking een boete (hierna: de boete) en is haar bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht (hierna: de heffingsrente). Bij brief van 26 januari 2005 heeft belanghebbende tegen de naheffingsaanslag, de boete en de heffingsrente bezwaar gemaakt.

1.2.

Tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Inspecteur op voornoemd bezwaar heeft belanghebbende bij brief van 20 juli 2011 beroep ingesteld bij de Rechtbank.

De Rechtbank heeft het beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bij uitspraak van 14 oktober 2011 niet-ontvankelijk verklaard.

Het hiertegen gedane verzet van belanghebbende heeft de Rechtbank op de voet van artikel 8:55 van de Awb bij haar uitspraak van 18 oktober 2012 ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen de uitspraak op verzet van de Rechtbank heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Bij arrest van 5 april 2013 heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Tegen de uitspraak op verzet van de Rechtbank heeft belanghebbende bij geschrift van 4 februari 2013 bij het Hof beroep ingesteld. Ter zake hiervan heeft de griffier van het Hof van belanghebbende een griffierecht geheven van € 478.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd. De Inspecteur heeft niet gedupliceerd.

1.6.

Naar aanleiding van de uitnodiging om op de zitting van 23 oktober 2015 te verschijnen, heeft belanghebbende desgevraagd van de griffie van het Hof de samenstelling van de behandelende Belastingkamer vernomen. Bij brief van 25 september 2015 heeft belanghebbende wraking verzocht van de mrs. Cools en Van Muijen op de grond dat deze raadsheren betrokken waren bij uitspraken in eerdere zaken waarbij vennootschappen waren betrokken die behoren tot hetzelfde conglomeraat van vennootschappen als belanghebbende.

De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek op 21 oktober 2015 afgewezen.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 23 oktober 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, de heer [A] , tot bijstand vergezeld van de heer [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] , [D] , [E] en [F] . Op deze zitting zijn de zaken van belanghebbende met de nummers 13/00111 en 15/00122 tot en met 15/00130 en de zaken van met belanghebbende gelieerde lichamen, met de nummers 13/00112, 13/01071 tot en met 13/01075, 14/00609 tot en met 14/00615, 14/00892, 14/00893 en 14/00920 tot en met 14/00926 gezamenlijk, doch niet gevoegd, behandeld.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft bij brief van 26 januari 2005 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, de boete en de heffingsrente. De Inspecteur heeft op dit bezwaar geen uitspraak gedaan. Tegen het niet (tijdig) doen van uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende bij brief van 20 juli 2011 beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard.

2.2.

Het hiertegen gedane verzet heeft de Rechtbank bij haar uitspraak op verzet van 18 oktober 2012 ongegrond verklaard vanwege de omstandigheid dat belanghebbende onredelijk lang heeft gewacht met het indienen van haar beroep terzake.

In de rechtsmiddelverwijzing bij deze uitspraak is vermeld dat partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie bij de Hoge Raad kunnen instellen.

2.3.

Het tegen de uitspraak op verzet ingestelde beroep in cassatie is bij de Hoge Raad binnengekomen op 18 december 2012 en aldaar geregistreerd onder nummer 12/05783.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 8 januari 2013 in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd, dan wel mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Bij brief van 1 februari 2013 heeft belanghebbende hierop gereageerd. Bij arrest van 5 april 2013 is het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard vanwege de (onverschoonbare) te late indiening van dat beroep.

2.4.

Bij geschrift van 4 februari 2013 heeft belanghebbende, onder verwijzing naar de uitspraak op verzet van de Rechtbank, het Hof verzocht haar beroep tegen de weigering van de Inspecteur te beslissen op haar bezwaar van 26 januari 2005 in behandeling te nemen.

Bij dit geschrift heeft belanghebbende overgelegd een afschrift van de aan de Rechtbank gezonden brief van 17 december 2012 met als onderwerp “Proforma Beroepschrift inzake de uitspraak in Verzet d.d. 18 oktober 2012” en de bevestiging van ontvangst van de Rechtbank.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is primair in geschil het antwoord op de vraag of het Hof bevoegd is het beroep van belanghebbende te behandelen.

Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, zijn voorts de volgende vragen in geschil:

- Is het beroepschrift van 20 juli 2011 onredelijk laat ingediend?

- Zijn de naheffingsaanslag en de boete terecht en tot het juiste bedrag vastgesteld?

- Is het hoorrecht geschonden?

- Is sprake van schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder of de Inspecteur belanghebbende tegenwerkt met betrekking tot haar ondernemerschap?

- Maakt belanghebbende aanspraak op vergoeding van werkelijke kosten?

- Maakt belanghebbende aanspraak op vergoeding van immateriële schade?

Belanghebbende is van mening dat de primair in geschil zijnde vraag, alsmede de laatste vier vervolgvragen bevestigend en de eerste twee vervolgvragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Tijdens het onderzoek ter zitting hebben zij hun standpunten toegelicht.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het verzet, tot het gelasten dat de Inspecteur uitspraak op bezwaar doet en tot vergoeding van de werkelijke kosten en van immateriële schade.

De Inspecteur concludeert tot onbevoegd-verklaring van het Hof.

4 Gronden

5 Beslissing