Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4079, 15/01119
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4079, 15/01119
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 1 september 2016
- Datum publicatie
- 7 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:4079
- Zaaknummer
- 15/01119
Inhoudsindicatie
Naar aanleiding van een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant over de WOZ-waarde van belanghebbendes woning voor het kalenderjaar 2013, heeft de Heffingsambtenaar aan belanghebbende een correctiebiljet toegestuurd. Naar het oordeel van het Hof heeft de Heffingsambtenaar belanghebbendes bezwaar tegen het correctiebiljet terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het correctiebiljet is niet aan te merken als een voor bezwaar vatbare beschikking, maar slechts te zien als een administratieve uitvoering van de uitspraak van de Rechtbank.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/01119
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 24 juli 2015, nummer AWB 14/5864, in het geding tussen
belanghebbende
en
de Heffingsambtenaar van de gemeente Hulst,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende het aan belanghebbende gezonden biljet met de titel “Correctie aanslagbiljet gemeentelijke heffingen” inzake het belastingjaar 2013.
De zitting heeft plaatsgehad op 18 augustus 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn beide partijen met kennisgeving van verhindering niet verschenen.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 1 september 2016, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
Het Hof
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank, en
- bepaalt dat de griffier van het Hof aan belanghebbende het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 123 terugbetaalt.
Gronden
Ten aanzien van het geschil
1. Naar aanleiding van de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 april 2014 (ECLI:NL:RBZWB:2014:2655), waarin de Rechtbank de WOZ-waarde heeft verminderd en de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig heeft verminderd, heeft de Heffingsambtenaar door middel van een correctie van het aanslagbiljet uitvoering gegeven aan de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar ingediend. De Heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het correctiebiljet geen voor bezwaar vatbare beschikking is.
2. Het Hof is – evenals de Rechtbank – van oordeel dat hier sprake is van een administratieve uitvoering van voornoemde uitspraak van de Rechtbank van 15 april 2014 en dat dit geen voor bezwaar vatbare beschikking betreft. Het Hof verwijst naar het oordeel van de Rechtbank in r.o. 2.8.2 van de uitspraak van de Rechtbank en maakt dit oordeel tot de zijne.
3. Gelet op het voorgaande heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hoger beroep is ongegrond.
Ten aanzien van het griffierecht
4. Het Hof is van oordeel dat er voor wat betreft het onderwerpelijke hoger beroep geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk wordt vergoed. Gelet evenwel op de uitspraak van het Hof van heden in het gezamenlijk doch niet gevoegd behandelde hoger beroep van belanghebbende, bij het Hof bekend onder het kenmerknummer 15/01120, en dan met name op hetgeen daarin wordt overwogen onder 9, acht het Hof aanleiding te oordelen dat door de griffier aan belanghebbende het door hem voor het instellen van beide hoger beroepen betaalde (en door de griffier in het onderwerpelijke hoger beroep geheven) griffierecht ten bedrage van € 123 dient te worden terugbetaald.
Ten aanzien van de proceskosten
5. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Slot
6. Gelet op al het vorenoverwogene moet worden beslist als bovenvermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door T.A. Gladpootjes, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van E.J.M. Bohnen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 september 2016.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 13 september 2016
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH
‘s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
-
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
-
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.
In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.