Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4309, 16/00059
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4309, 16/00059
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 september 2016
- Datum publicatie
- 30 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:4309
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2450, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 16/00059
Inhoudsindicatie
Geen aftrek scholingsuitgaven. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in redelijkheid kon verwachten dat het oogmerk om inkomsten te verwerven na voltooiing van de cursussen verwezenlijkt kon worden.
Uitspraak
Kenmerk 16/00059
23 september 2016
uitspraak van de meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 9 december 2015 in de zaak met kenmerk BRE 15/2912 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur ( [A] en [B] )
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 29 augustus 2014 aan belanghebbende voor het jaar 2011 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.626.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 27 maart 2015, de aanslag verminderd tot een bedrag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.075.
Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 januari 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2016. Daarbij zijn van de zijde van de inspecteur verschenen [A] en [B] voornoemd. Belanghebbende is, met bericht, niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld.
“2.1. In 2011 was belanghebbende in loondienst bij een technisch bedrijf, [C] B.V. Hij deed daar licht administratief werk en gaf cursussen voor het bedienen van machines.
Eind 2006 heeft belanghebbende een eenmanszaak ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, onder de naam [D] (uitgeschreven [in 2013] ). In zijn aangiften IB 2007 tot en met 2011 heeft hij geen winst of resultaat uit een werkzaamheid aangegeven.
Op 28 januari 2013 heeft belanghebbende [E] B.V. opgericht. Sindsdien is hij enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap. In de aangiften vennootschapsbelasting 2013 en 2014 heeft de vennootschap geen omzet en kosten (en dus geen resultaat) aangegeven.
In 2011 heeft belanghebbende een aantal postacademische juridische cursussen gevolgd op het gebied van (inter)nationaal contractenrecht. Hij heeft de kosten van deze cursussen en van literatuur, kopiëren en mappen, van in totaal € 13.764, in zijn aangifte IB 2011 als scholingsuitgaven in aftrek gebracht.
Bij het opleggen van de aanslag zijn alleen de kosten van de cursussen, van € 6.051 (minus de drempel van € 500 is € 5.551 aan aftrek), geaccepteerd als scholingsuitgaven. In beroep voert de inspecteur aan dat dit eigenlijk onterecht was.”
Nu de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de door belanghebbende geclaimde kosten in aftrek kunnen worden gebracht als scholingsuitgaven.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.