Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4368, 14/00753

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4368, 14/00753

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
29 september 2016
Datum publicatie
30 december 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:4368
Zaaknummer
14/00753
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 16

Inhoudsindicatie

Aanslag rioolheffing terecht opgelegd? De Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing sluit voor wat betreft de belastingplicht van rioolheffing aan bij artikel 16 Wet WOZ. Belanghebbende is eigenaar van een woon- en bedrijfspand. Belanghebbende is tevens gebruiker van de woning. Niet in geschil is dat de woning als zelfstandig gedeelte in de zin van artikel 16, aanhef en onderdeel c, van de Wet WOZ kwalificeert. Ook voor de bedrijfsruimte, [a-straat] 18, is naar het oordeel van het Hof terecht een aanslag rioolheffing opgelegd. De Wet WOZ stelt geen bijzondere eisen aan een gebouwd eigendom als bedoeld in artikel 16, aanhef en onderdeel a, van de Wet WOZ. Indien op grond van artikel 16, aanhef en onderdeel c, van de Wet WOZ een zelfstandig gedeelte van een gebouwd eigendom is afgezonderd, betekent dit niet dat het resterende deel geen gebouwd eigendom meer is.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 14/00753

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 3 juli 2014, nummer AWB 13/6339, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag rioolheffing opgelegd voor [a-straat] 18 te [woonplaats] . De Heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft bij brief van 6 december 2014 schriftelijk gerepliceerd.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de eerste zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij

1.6.

Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 29 oktober 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [A] , taxateur, en mevrouw [B] . Op deze zitting is het hoger beroep van belanghebbende, bij het Hof bekend onder kenmerknummer 14/00752, gelijktijdig behandeld. De zaak met kenmerknummer 14/00752 betreft de aan belanghebbende voor het belastingjaar 2013 opgelegde aanslag rioolheffing voor [b-straat] 5 te [woonplaats] .

1.7.

De zaak met kenmerknummer 14/00752 is ter zitting ingetrokken door belanghebbende. In de onderhavige zaak, met kenmerknummer 14/00753, heeft het Hof het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het Hof partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven, aan welk verzoek zij hebben voldaan. Deze stukken zijn door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij gezonden.

1.8.

Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 18 augustus 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [B] .

1.9.

Belanghebbende heeft ter nadere zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van een kadastrale kaart en bouwtekeningen betreffende [a-straat] 18.

1.10.

Het Hof heeft aan het einde van de nadere zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van een woon- en bedrijfspand met de adressen [a-straat] 18 en [b-straat] 5 te [woonplaats] (hierna: het pand). Het pand is niet kadastraal gesplitst en ook juridisch is het pand niet gesplitst. Er heeft feitelijk een splitsing plaatsgevonden op basis van de gebruikersrechten. [a-straat] 18, een deel van de benedenverdieping, wordt door belanghebbende verhuurd aan [C] B.V. Het overige deel van het pand, [b-straat] 5 (hierna: de woning), wordt bewoond door belanghebbende.

2.2.

[C] B.V. is eigenaar en gebruiker van het naburige pand [a-straat] 20. [a-straat] 18 en [a-straat] 20 worden door [C] B.V. gebruikt als [D] -school. [a-straat] 18 en [a-straat] 20 zijn van binnenuit van elkaar gescheiden door een niet-afsluitbare schuifdeur. [a-straat] 18 beschikt over een aanrecht met een kraan en een wasbak, in [a-straat] 20 is een toilet aanwezig.

2.3.

De woning beschikt over een eigen keukenvoorziening, badkamer en toilet.

2.4.

Het pand beschikt over een gezamenlijke rioolaansluiting en over gezamenlijk te gebruiken nutsvoorzieningen. Zo is er één meterkast en één verwarmingsketel. Het pand beschikt over diverse ingangen. Aan de straatzijde is er een toegangsdeur tot [a-straat] 18. Deze ingang wordt echter niet meer gebruikt, omdat deze aan de binnenzijde is geblokkeerd. Aan de achterzijde bevindt zich een aparte ingang naar de bovenwoning. Rechts van deze ingang bevindt zich nog een andere ingang naar [a-straat] 18. Indien het pand via laatstgenoemde ingang wordt binnengegaan bevindt zich binnenin het pand aan de linkerzijde een deur die toegang geeft tot de woning. Deze deur is afsluitbaar door middel van een slot. Ook is er aan de zijde van [a-straat] 18 een boekenkast voor deze deur geplaatst. De trap naar de bovenverdieping van de woning is vanuit [a-straat] 18 niet zichtbaar en evenmin bereikbaar.

2.5.

De Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2010 (hierna: de Verordening) luidt, voor zover van belang, als volgt:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

b. onroerende zaak: de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

(…)

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1. De belasting wordt geheven:

a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

(…)

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

(…)

Artikel 6 Maatstaf van heffing

1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel

2. Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

(...)”

2.6.

Artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Voor de toepassing van de wet wordt als één onroerende zaak aangemerkt:

a. een gebouwd eigendom;

b. een ongebouwd eigendom;

c. een gedeelte van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

d. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

(...)”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of aan belanghebbende ten onrechte een aanslag rioolheffing is opgelegd met betrekking tot [a-straat] 18.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Partijen hebben hieraan ter (nadere) zitting het volgende toegevoegd:

Belanghebbende

- In [a-straat] 18 bevindt zich een deur die toegang geeft tot de gang van de woning. Aan de zijde van [a-straat] 18 is een boekenkast voor deze deur geplaatst. Deze deur is ook afsluitbaar door middel van een slot. De trap die leidt naar de bovenverdieping van de woning is vanuit [a-straat] 18 niet bereikbaar en zelfs niet zichtbaar.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslag rioolheffing met betrekking tot [a-straat] 18. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing