Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4369, 15/00814
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4369, 15/00814
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 29 september 2016
- Datum publicatie
- 17 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:4369
- Zaaknummer
- 15/00814
Inhoudsindicatie
Een bestuursorgaan dient gehoor te geven aan de wens van de belanghebbende om hem telefonisch te horen, tenzij zwaarder wegende belangen aan de zijde van het bestuursorgaan zich hiertegen zouden verzetten. Het Hof is van oordeel dat de Heffingsambtenaar belanghebbendes verzoek om een telefonische hoorzitting ten onrechte heeft geweigerd. De door de Heffingsambtenaar aangedragen argumenten om in dit geval niet telefonisch te horen, overtuigen het Hof niet, terwijl het Hof het argument van gemachtigde dat hij zodoende in staat is om – evenals de Heffingsambtenaar – zijn eigen systemen te raadplegen waardoor hij de belangen van de belanghebbende beter kan behartigen en wordt gekomen tot een doelmatige hoorzitting, een valide reden acht.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/00814
Uitspraak op het hoger beroep van
de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant,
hierna: de Heffingsambtenaar,
en het incidenteel hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 15 april 2015, nummer SHE 14/3982 in het geding tussen
belanghebbende
en
de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2014 (hierna: WOZ-beschikking) krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 3 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per de waardepeildatum 1 januari 2013 (hierna: de waardepeildatum), voor het belastingjaar 2014, vastgesteld op € 506.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: de aanslag) bekend gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft bij uitspraak het bezwaar gegrond verklaard, de WOZ-waarde verlaagd naar € 479.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, de Heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden en de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 980.
Tegen deze uitspraak heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Heffingsambtenaar heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.
De zitting heeft plaatsgehad op 18 augustus 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [B] en de heer [C] , taxateur.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een vrijstaande woning gelegen aan de [a-straat] 3 te [woonplaats] . De onroerende zaak is gebouwd in 2006, heeft een inhoud van 837 m3, een grondoppervlakte van 464 m2, een erker, drie dakkapellen, een carport en twee bergingen.
De Heffingsambtenaar heeft, ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van € 479.000, verwezen naar een taxatierapport, gedateerd 2 september 2015, opgemaakt door de heer [D] . In het taxatierapport is de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2013 vastgesteld op € 479.000. De waarde van € 479.000 is bepaald door middel van vergelijking met referentieobjecten. De referentieobjecten betreffen [b-straat] 2, [c-straat] 24, [d-straat] 10, allen gelegen te [woonplaats] , [e-straat] 4 gelegen te [E] en [f-straat] 84 gelegen te [F] . Het taxatierapport bevat een matrix waarin (de objectkenmerken van) de onroerende zaak met (die van) de referentieobjecten is vergeleken.
Belanghebbende heeft, ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van € 413.000 verwezen naar het taxatierapport van 12 juni 2014 van [G] en de in hoger beroep aangepaste taxatiematrix. Ook deze waarde is bepaald door middel van vergelijking met referentieobjecten. De referentieobjecten betreffen de reeds genoemde panden [b-straat] 2, [c-straat] 24 en [d-straat] 10 te [woonplaats] . Belanghebbende heeft in hoger beroep, ter nadere onderbouwing, tevens verwezen naar de vraagprijzen van twee objecten: [a-straat] 10 en 14 te [woonplaats] . [a-straat] 10 is op 3 oktober 2013 voor het eerst te koop aangeboden voor een bedrag van € 489.000. De vraagprijs van [a-straat] 14, die vanaf 11 mei 2012 te koop werd aangeboden, bedroeg op de waardepeildatum € 525.000.
Belanghebbendes gemachtigde heeft tegen de WOZ-beschikking en de aanslag een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is op 29 juli 2014 aangevuld. Bij brief van 2 augustus 2014 heeft de Heffingsambtenaar een concept-uitspraak op bezwaar toegezonden en aangegeven dat de mogelijkheid bestaat om te worden gehoord, omdat niet volledig aan het bezwaar werd tegemoetgekomen. In deze brief is over het eventueel telefonisch horen het volgende vermeld:
“In beginsel zal een verzoek om telefonisch gehoord te worden niet worden ingewilligd. De reden hiervoor is dat de hoorzitting wordt bijgewoond door de behandeld ambtenaar en een ambtenaar die niet bij de totstandkoming van de aanslag en/of de WOZ-waarde betrokken is geweest. Hierdoor kan een objectieve beoordeling van uw bezwaar worden gewaarborgd. Van de hoorzitting zal een verslag worden gemaakt. Daarnaast kunnen tijdens de hoorzitting eventuele vragen worden behandeld, zodat de totstandkoming mogelijke onduidelijkheden kunnen worden weggenomen. Een telefoongesprek is een één op één gesprek met de betreffende ambtenaar. Daarnaast kunnen onduidelijkheden telefonisch lastiger worden uitgelegd. Een telefoongesprek leent zich daarom in minder mate voor een hoorzitting. Indien u echter toch liever een telefonische hoorzitting wenst, dan zal BSOB aan dit verzoek tegemoet komen met dien verstande dat voor deze vorm van horen geen proceskostenvergoeding zal worden toegekend. Indien u hiermee instemt kan een afspraak worden gepland voor een telefonische hoorzitting.”
Bij email van 6 oktober 2014 heeft de Heffingsambtenaar gemachtigde uitgenodigd voor een hoorzitting op 15 oktober 2014 om 9.00 uur waarbij diverse dossiers, waaronder de onderhavige zaak, waarin gemachtigde optrad gebundeld behandeld zouden worden. De Heffingsambtenaar heeft daarbij aangegeven dat voor gegronde bezwaren een half punt per hoorzitting zou worden toegekend.
Bij email van 7 oktober 2014 heeft gemachtigde aangegeven dat de datum van 15 oktober 2014 niet schikt en een alternatieve datum voorgesteld, te weten 3 november 2014. Tevens heeft gemachtigde aangegeven niet akkoord te gaan met een half punt per hoorzitting.
Vervolgens heeft de Heffingsambtenaar bij email van 9 oktober 2014 gereageerd en aangegeven te betreuren dat gemachtigde niet akkoord gaat met het door de Heffingsambtenaar gedane voorstel. Aangegeven wordt dat per hoorzitting 1 punt zal worden toegekend en dat 8 zaken van gemachtigde worden ingepland voor hoorzittingen verspreid over 4 dagen.
Gemachtigde heeft daarop gereageerd bij email van 13 oktober 2014 en aangegeven het vreemd te vinden dat de Heffingsambtenaar nu niet meer één gebundelde hoorzitting wil. Verzocht wordt om één hoorzitting waarbij als datum wordt voorgesteld 27 oktober 2014. Dit is één van de door de Heffingsambtenaar in de email van 9 oktober 2014 voorgestelde data.
Vervolgens vindt er wederom emailverkeer plaats waarbij gemachtigde voorstelt om de hoorzittingen telefonisch plaats te laten vinden, waarbij tevens wordt aangegeven dat dit zijn voorkeur heeft, omdat hij dan ook zijn eigen systemen kan raadplegen en aldus de belangen van zijn cliënt beter kan behartigen. De Heffingsambtenaar wijst vervolgens het verzoek om telefonisch horen af. Gemachtigde heeft aangegeven dit te beschouwen als ‘weigeren om te horen’. De Heffingsambtenaar heeft gemachtigde vervolgens wederom uitgenodigd voor een hoorzitting, ditmaal op 5 november 2014. Gemachtigde noch belanghebbende zijn toen verschenen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Mocht de Heffingsambtenaar het verzoek om telefonisch horen afwijzen en heeft hij belanghebbende voldoende gelegenheid gegeven om een hoorzitting bij te wonen?
II. Is de waarde van de onroerende zaak te hoog vastgesteld?
Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Partijen hebben hier ter zitting het volgende aan toegevoegd:
Heffingsambtenaar:
- [d-straat] 10 is onder druk van de bank verkocht. De oude eigenaar heeft van de bank een termijn gekregen om [d-straat] 10 te verkopen zodat daarmee een schuld aan de bank kon worden voldaan. Anders zou [d-straat] 10 worden verkocht via een openbare verkoop.
- In de concept-uitspraak van 2 augustus 2014 staat een passage opgenomen over de mogelijkheid om telefonisch gehoord te worden. Belanghebbende geeft een onjuiste uitleg aan deze passage. Hierbij wil ik wel opmerken dat deze passage wat ongelukkig is geformuleerd en daarom al enige tijd niet meer wordt gebruikt. Met de stelling dat een verzoek om telefonisch gehoord te worden in beginsel wordt afgewezen, tenzij hierom uitdrukkelijk wordt verzocht én er geen kostenvergoeding voor een hoorgesprek wordt toegekend, is bedoeld dat een korte telefonische toelichting naar het oordeel van BSOB niet kwalificeert als een hoorgesprek.
Belanghebbende:
- [a-straat] 10 is eind 2015 verkocht voor € 465.000.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vaststelling van de WOZ-waarde van de onroerende zaak op € 413.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor wat betreft de veroordeling in de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht.