Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-10-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4603, 15/00753 en 15/00754

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-10-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4603, 15/00753 en 15/00754

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 oktober 2016
Datum publicatie
21 februari 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:4603
Formele relaties
Zaaknummer
15/00753 en 15/00754
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.16, Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.17

Inhoudsindicatie

X exploiteert een B&B in de woning van haar en haar echtgenoot, bestaande uit de verhuur van een kamer op de eerste verdieping (incl. eigen badkamer) en een appartement op de tweede verdieping (incl. keuken en badkamer). De onroerende zaak behoort tot het keuzevermogen en wordt gerekend tot het privévermogen. Het Hof is van oordeel dat de voor de B&B gebruikte ruimtes geen werkruimten zijn ten behoeve van de belastingplichtige zelf; de aftrekuitsluiting van art. 3.16 Wet IB 2001 is niet van toepassing. De ruimtes vormen ook geen onderdeel meer van de eigen woning, maar zijn een bezitting in box 3. De aftrekbeperking van art. 3.17 Wet IB 2001 is daarom van toepassing.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00753 en 15/00754

Uitspraak op het hoger beroep van

[X] ,

wonende te [plaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 maart 2015, nummers AWB 14/5636 en 14/5637, in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslagen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.281, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.181.

1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 21.025, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 10.925.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken bij één geschrift in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gesplitst in twee afzonderlijke beroepen. Ter zake van het beroep in de zaak met kenmerk 14/5636 heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Tegen deze uitspraken heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende uitsluitend in de zaak met kenmerk 15/00753 een griffierecht geheven van € 123.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 1 september 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende, haar gemachtigde, de heer [A] , alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [B] en de heer [C] .

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is samen met haar echtgenoot eigenaar van de woning [a-straat] 41 te [plaats] (hierna: de onroerende zaak). Belanghebbende is onder huwelijkse voorwaarden gehuwd. De onroerende zaak valt in een beperkte huwelijksgoederengemeenschap.

2.2.

Belanghebbende is in 2011 gestart met de exploitatie van een Bed & Breakfast-onderneming, genaamd “ [D] ” (hierna: B&B). De onderneming bestaat uit de verhuur van een slaapkamer met badkamer en separaat toilet op de eerste verdieping van de onroerende zaak. De gasten van deze slaapkamer kunnen ’s ochtends ontbijten in de grote keuken samen met belanghebbende en haar gezin. Op de tweede verdieping van de onroerende zaak wordt een compleet ingericht ‘appartement’ verhuurd. Dit ‘appartement’ heeft een eigen keuken, badkamer, woon- en slaapkamer en slaapzolder. Ook de gasten die in dit ‘appartement’ verblijven kunnen gebruik maken van een gezamenlijk ontbijt in de grote keuken, maar kunnen ook kiezen voor een ontbijt in het ‘appartement’. Alle ruimtes in de onroerende zaak zijn bereikbaar via een gezamenlijke voordeur en een gezamenlijk trappenhuis.

2.3.

De inkomsten uit de exploitatie van de B&B vormen winst uit onderneming. De onroerende zaak behoort tot het keuzevermogen en is aangemerkt als privévermogen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Kan ten laste van de winst een gebruiksvergoeding worden gebracht ter zake van het gebruik van de voor de onderneming aangewende ruimtes?

II. Kan belanghebbende aan de afhandeling van de aangiften IB/PVV over de jaren 2012 en 2013 het vertrouwen ontlenen dat recht bestaat op aftrek van een gebruiksvergoeding?

3.2.

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Belanghebbende heeft ter zitting haar standpunt dat recht bestaat op vergoeding van werkelijke proceskosten laten varen en heeft verzocht om vergoeding van proceskosten overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit).

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de uitspraken van de Inspecteur en vermindering van de aanslag IB/PVV tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 715. Voorts concludeert belanghebbende tot het vaststellen van het verlies uit werk en woning op € 2.002. Ten aanzien van de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw concludeert belanghebbende tot vermindering van de aanslag naar nihil. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing