Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-10-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4708, 14/00943
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-10-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4708, 14/00943
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 20 oktober 2016
- Datum publicatie
- 19 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:4708
- Zaaknummer
- 14/00943
Inhoudsindicatie
Hypotheekrenteaftrek. Geschil over herziening verdeling hypotheekrente tussen gescheiden echtelieden. Gemachtigde toereikend gemachtigd tot indiening aangifte. Geen herziening verdeling hypotheekrente zonder toestemming voormalige echtgenoot.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00943
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende]
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 14 augustus 2014, nummer AWB 14/66 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.339 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 19.200 (hierna: de aanslag), welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 10 maart 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] en de heer [B] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
Na de zitting heeft het Hof geoordeeld dat het vooronderzoek onvolledig is geweest. Het Hof heeft bepaald dat het vooronderzoek dient te worden hervat en partijen hierover bericht. Vervolgens heeft het Hof schriftelijk inlichtingen gevraagd aan de ex-echtgenoot van belanghebbende, de heer [C] , en bij de hierna genoemde heer [D] , alsmede partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of onder hen berustende stukken in te zenden, aan welk verzoek partijen hebben voldaan.
Met toestemming van partijen heeft het Hof bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende was het gehele jaar 2010 gehuwd met de heer [C] (hierna: de ex-echtgenoot). Dit huwelijk is [in] 2013 ontbonden door echtscheiding. Zij beschikten in het onderhavige jaar over een woning die moet worden aangemerkt als eigen woning in de zin van artikel 3.111, lid 1, van de Wet IB 2001.
Op 7 mei 2012 zijn de aangiften in de IB/PVV voor het jaar 2010 van belanghebbende en de ex-echtgenoot elektronisch bij de Belastingdienst ingediend door de heer [D] van (thans) [E] te [F] (hierna: [D] ). Volgens de desbetreffende aangiften zijn de negatieve inkomsten uit de vorenbedoelde eigen woning ten bedrage van € 40.088 (hierna: de negatieve inkomsten uit de eigen woning) volledig toegerekend aan de ex-echtgenoot en zijn alle gezamenlijke bezittingen en schulden, aangeduid als de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, volledig toegerekend aan belanghebbende.
Aan belanghebbende en de ex-echtgenoot zijn aanslagen in de IB/PVV voor het jaar 2010 opgelegd, waarbij de negatieve inkomsten uit eigen woning geheel aan de ex-echtgenoot zijn toegerekend.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Was [D] toereikend gevolmachtigd om namens belanghebbende aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2010 te doen?
II. Indien vraag I bevestigend moet worden beantwoord: Kan de verdeling van de negatieve inkomsten uit eigen woning tussen belanghebbende en haar ex-echtgenoot worden herzien, zodanig dat aan belanghebbende de helft van de negatieve inkomsten uit de eigen woning kan worden toegerekend?
III. Heeft de Inspecteur in rechte te honoreren vertrouwen gewekt dat belanghebbende recht heeft op de helft van de negatieve inkomsten uit de eigen woning?
Belanghebbende is van mening dat vraag I ontkennend en vraag II en III bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vermindering van de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning € 42.295 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 19.200. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.