Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-11-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5011, 15/01250

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-11-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5011, 15/01250

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 november 2016
Datum publicatie
22 februari 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:5011
Zaaknummer
15/01250

Inhoudsindicatie

De door belanghebbende aangevoerde grieven tegen de aan hem opgelegde aanslag IB/PVV 2010 en de rechtsgang bij de Rechtbank worden door het Hof verworpen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01250

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 4 november 2015, nummer AWB 14/6759, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde aanslag en beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.479. Tegelijkertijd is aan belanghebbende bij beschikking € 148 heffingsrente in rekening gebracht. De aanslag en heffingsrentebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.362 en een heffingsrentebeschikking van € 147.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende geen griffierecht geheven.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, het verzoek om een dwangsom afgewezen, zich onbevoegd verklaard met betrekking tot het verzoek om kwijtschelding van belastingschulden en het beroepschrift, voor zover dat ziet op het verzoek om de kwijtschelding, doorgezonden naar de Ontvanger van de Belastingdienst.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft bij brieven van 1, 3 en 7 maart 2016 schriftelijk gerepliceerd.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota met zeven bijlagen toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de zeven bij deze pleitnota behorende bijlagen.

1.7.

De zitting heeft plaatsgehad op 16 juni 2016 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [A] en [B] . De zaken met het kenmerk 15/01249 en 15/01250 zijn gelijktijdig op zitting behandeld.

1.8.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een aanvullende pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.9.

De Inspecteur heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, uittreksels uit het mandaatregister van de Belastingdienst betreffende [A] en [B] overgelegd.

1.10.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.Belanghebbende, geboren op [geboortedatum 1] 1945, is in het onderhavige jaar gehuwd met [C] . Belanghebbende en zijn echtgenote hebben twee dochters, [dochter 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1987 en [dochter 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1989.

2.2.

Belanghebbende heeft op 30 maart 2011 aangifte IB/PVV 2010 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.309. Belanghebbende heeft hierbij onder meer een bedrag van € 8.520 in aftrek gebracht in verband met uitgaven voor levensonderhoud van kinderen. Belanghebbende heeft een bedrag van € 4.863 van [D] aangegeven als resultaat uit overige werkzaamheden. Belanghebbende heeft hierop onder meer een bedrag van € 650 aan reiskosten in aftrek gebracht.

2.3.

Bij brief van 20 maart 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende bericht dat hij voor wat betreft de reiskostenaftrek van € 650 en de kostenaftrek voor levensonderhoud van kinderen voornemens is om af te wijken van de ingediende aangifte.

2.4.

Met dagtekening 13 april 2013 is aan belanghebbende de aanslag IB/PVV 2010 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.479. Hierbij zijn de onder 2.2 genoemde aftrekposten gecorrigeerd.

2.5.

Bij brief van 25 maart 2013 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Bij uitspraken op bezwaar is de Inspecteur, uitsluitend voor wat betreft de WOZ-waarde van de eigen woning, tegemoet gekomen aan belanghebbendes bezwaar. De Inspecteur heeft de WOZ-waarde van de eigen woning met € 25.000 verlaagd naar € 535.000 en de belastbare inkomsten uit eigen woning dienovereenkomstig verminderd met € 138. Met een beroep op interne compensatie heeft de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning bij uitspraken op bezwaar verminderd tot € 29.362:

“4- Drempel specifieke zorgkosten

Bij de vaststelling van de belastbare inkomens en aanslagen over de jaren 2009 en 2010 heeft geen aanpassing/correctie plaatsgevonden van de drempel voor aftrek van specifieke zorgkosten. Gezien de eerdere en huidige aanpassingen breng ik de volgende correctie aan op de drempel c.q. op de aftrek specifieke zorgkosten voor de jaren (…)

2010

Uw eerder vastgestelde verzamelinkomen

€ 29.479

Correctie lager inkomen eigen woning

-/- € 138

Persoonsgebonden aftrek

€ 1.750

Uw drempelinkomen

€ 31.091

Drempelinkomen van uw partner

€ 8.207

Uw gezamenlijk drempelinkomen

€ 39.298

Berekening drempelbedrag

1,65% x € 38.722 =

5,75% x € 556 =

totaal

€ 631

€ 31

€ 662

Eerder gehanteerd drempelbedrag

€ 641

Hoger drempelbedrag

€ 21

(…)

2010: Ik kom gedeeltelijk tegemoet aan uw bezwaar en verminder uw verzamel- tevens belastbaar inkomen over het jaar 2010 met € 138 -/- € 21= € 117.”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I: Is belanghebbende ten onrechte niet gehoord in de bezwaarfase?

II: Is de reisaftrek (openbaar vervoer) ten onrechte door de Inspecteur geweigerd?

III: Is de aftrek van kosten voor levensonderhoud van kinderen ten onrechte door de Inspecteur geweigerd?

IV: Heeft belanghebbende enig recht op een aftrek in verband met zijn werkzaamheden als mantelzorger?

V: Heeft belanghebbende recht op toekenning van een dwangsom in verband met het –aldus belanghebbende – te laat doen van uitspraak op bezwaar?

VI: Heeft de Rechtbank in strijd met de beginselen van behoorlijke rechtspleging gehandeld?

VII: Is aan belanghebbende ten onrechte invorderingsrente in rekening gebracht?

VIII: Heeft de Inspecteur de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel geschonden?

IX: Heeft de Rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding voor de beroepsfase toegekend?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert – naar het Hof verstaat – tot vermindering van de aanslag, dienovereenkomstige vermindering van de beschikking heffingsrente, vernietiging van de beschikking invorderingsrente en het toekennen van een dwangsom in verband met het

-aldus belanghebbende- niet-tijdig beslissen op bezwaar. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4.

Belanghebbende stelt zich in hoger beroep niet langer op het standpunt dat:

- in het geval het Hof oordeelt dat de Inspecteur de hoorplicht heeft geschonden, de zaak moet worden terugverwezen naar de Inspecteur;

- hij kosten voor levensonderhoud van kinderen in aftrek kan brengen indien die kinderen op dat moment recht hebben op een prestatiebeurs ingevolge de Wet studiefinanciering 2000, en

- de heer [B] , niet beschikt over een geldig mandaat.

4 Gronden

5 Beslissing