Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-11-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5161, 15/00919 tot en met 15/00933
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-11-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5161, 15/00919 tot en met 15/00933
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 18 november 2016
- Datum publicatie
- 22 februari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:5161
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:861
- Zaaknummer
- 15/00919 tot en met 15/00933
Inhoudsindicatie
Belanghebbendes hogerberoepschrift vermeldt niets dat kan worden aangemerkt als een begin van motivering van het hoger beroep. Belanghebbende heeft aan de verzoeken tot aanvulling van het hogerberoepschrift geen gevolg gegeven en heeft evenmin verzocht om uitstel voor indiening van de motivering van het hoger beroep. Gelet hierop is het Hof van oordeel dat het hoger beroep van belanghebbende terecht met toepassing van artikel 6:6 in verbinding met artikel 6:24 van de Awb niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet, althans ontijdig, indienen van de gronden van het hoger beroep. Verzet ongegrond
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/00919 tot en met 15/00933
Uitspraak op het verzet van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van het Hof zoals bedoeld in artikel 8:54, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van 4 december 2015 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 19 mei 2015, nummers AWB 12/2362 tot en met 12/2364, 12/2368 tot en met 12/2375 en 12/6435 tot en met 12/6438, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de naheffingsaanslagen loonheffingen, aanslagnummers
[aanslagnummer 1] , [aanslagnummer 2] , [aanslagnummer 3] , [aanslagnummer 4] , [aanslagnummer 5] , [aanslagnummer 6] , de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2005 en 2009 en de bij de aanslag IB/PVV 2009 gegeven boetebeschikking, de aanslagen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2006 en 2009, de aanslagen premie Ziekenfondswet 2004 en 2005 en de naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting, aanslagnummers [aanslagnummer 7] , [aanslagnummer 8] en [aanslagnummer 9]
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 13 oktober 2016 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [A] en [B] .
Gronden
1. Bij uitspraak van het Hof van 4 december 2015 is belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep op grond van de overweging dat het hogerberoepschrift naar de eisen van de wet niet volledig is, omdat het niet de gronden van het hoger beroep bevat.
2. Belanghebbende is tegen deze uitspraak tijdig en regelmatig in verzet gekomen. Belanghebbende en de Inspecteur hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
3. Het pro forma hogerberoepschrift van belanghebbende met dagtekening 7 juli 2015 is op 9 juli 2015 ontvangen ter griffie van het Hof. Hierin schrijft belanghebbende:
“Bij deze dien ik proforma beroep in tegen de bijgevoegde uitspraak [Hof: de uitspraak van de Rechtbank] de gronden gemotiveerd volgen nog”.
4. Bij brief met dagtekening 16 september 2015 heeft de griffier van het Hof belanghebbende erop gewezen dat het hogerberoepschrift naar de eisen van de wet niet volledig is, omdat het niet de gronden van het hoger beroep bevat. Daarbij heeft de griffier belanghebbende tevens in de gelegenheid gesteld het verzuim uiterlijk op 14 oktober 2015 te herstellen.
5. Belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de schriftelijk geboden gelegenheid om het hogerberoepschrift aan te vullen. Hierop is belanghebbende, bij aangetekend verzonden brief van 14 oktober 2015, in de gelegenheid gesteld om het verzuim op uiterlijk 28 oktober 2015 te herstellen. De brief van 14 oktober 2015 is, volgens de informatie van PostNL, op 15 oktober 2015 bezorgd. Belanghebbende heeft wederom geen gebruik gemaakt van de schriftelijk geboden gelegenheid om het hoger beroepschrift aan te vullen.
6. Bij de in verzet bestreden uitspraak van het Hof is het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
7. Belanghebbende heeft in haar verzetschrift te kennen gegeven dat zij afhankelijk is van meerdere trajecten en dat zij daarom hoopte de procedure uit te kunnen stellen zodat zij in gesprek kon blijven met de Inspecteur. Belanghebbende verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 maart 2015, nr. 201311619/1/A3, die – aldus belanghebbende – zorgt voor een positieve inslag en gevolgen heeft voor de onderhavige procedure. Belanghebbende heeft tevens te kennen gegeven gehoord te willen worden.
8. Belanghebbendes hogerberoepschrift vermeldt niets dat kan worden aangemerkt als een begin van motivering van het hoger beroep. Belanghebbende heeft aan de verzoeken tot aanvulling van het hogerberoepschrift geen gevolg gegeven en heeft evenmin verzocht om uitstel voor indiening van de motivering van het hoger beroep. Gelet hierop is het Hof van oordeel dat het hoger beroep van belanghebbende terecht met toepassing van artikel 6:6 in verbinding met artikel 6:24 van de Awb niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet, althans ontijdig, indienen van de gronden van het hoger beroep. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat zij tijdens de zitting bij de Rechtbank heeft laten weten dat zij de voornoemde uitspraak van de Raad van State wilde afwachten, omdat zij een goed gevoel had over die zaak. De uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dateert van 11 maart 2015 en is, zo blijkt uit de gedingstukken, op diezelfde dag verzonden aan partijen. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld dat zij haar hoger beroepschrift niet hoefde te motiveren, gaat het Hof hieraan voorbij, reeds omdat de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dateert van ruim vóór de datum waarop belanghebbendes pro forma hogerberoepschrift door het Hof is ontvangen en het pro forma hogerberoepschrift op geen enkele wijze melding maakt van de bedoelde uitspraak. Ook voor het overige heeft belanghebbende geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zij redelijkerwijze niet in staat kon worden geacht het hoger beroep tijdig te motiveren.
Ten aanzien van de proceskosten
9. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gedaan op 18 november 2016 door P.C. van der Vegt, voorzitter, P.A.M. Pijnenburg en H.J. Cosijn, in tegenwoordigheid van E.J.M. Bohnen, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
-
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
-
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
-
de naam en het adres van de indiener;
-
een dagtekening;
-
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.