Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-02-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:527, 14/00776
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-02-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:527, 14/00776
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 18 februari 2016
- Datum publicatie
- 29 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:527
- Zaaknummer
- 14/00776
Inhoudsindicatie
Waarde sportcomplex. Gecorrigeerde vervangingswaarde.
Waarde niet aannemelijk gemaakt. Het Hof stelt de waarde in goede justitie vast omdat de onderbouwing van de waarden in het door de Heffingsambtenaar overgelegde taxatierapport niet deugdelijk is ter zake van de functionele veroudering en de grondwaarde voor gebouwgebonden en niet-gebouwgebonden grond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00776 tot en met 14/00778
Uitspraak op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk,
hierna: de Heffingsambtenaar,
en het incidentele hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 juli 2014, nummers AWB 13/7203 tot en met 13/7205, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te vermelden beschikkingen en aanslagen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij beschikkingen als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als sportpark ‘ [A] ’ gelegen aan de [a-straat] 19 te [vestigingsplaats] (hierna: het sportcomplex), per de afzonderlijke waardepeildata 1 januari 2010, 1 januari 2011 en 1 januari 2012 (hierna: de waardepeildata) vastgesteld voor het kalenderjaar 2011 op € 761.000, voor 2012 op € 764.000 en voor 2013 op € 874.000. Tevens zijn aan belanghebbende aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) voor de jaren 2011, 2012 en 2013 opgelegd.
Na tegen deze beschikkingen en aanslagen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarde verminderd tot respectievelijk € 720.000 (2011), € 711.000 (2012) en € 757.000 (2013) en de aanslagen OZB dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de in 1.2. vermelde uitspraken op bezwaar bij één geschrift beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de vastgestelde waarde verminderd tot respectievelijk
€ 650.000 (2011), € 640.000 (2012) en € 680.000 (2013), de aanslagen OZB voor betreffende jaren dienovereenkomstig verminderd, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 974 en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 318 aan deze vergoedt.
Tegen de in 1.3. vermelde uitspraak heeft de Heffingsambtenaar bij één geschrift hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld.
De Heffingsambtenaar heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.
Op grond van artikel 8: [nummer] van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 december 2015 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord als gemachtigde van belanghebbende de heer [B] , verbonden aan [C] te [vestigingsplaats] , vergezeld van de heren [D] en [E] , voorzitter respectievelijk secretaris van belanghebbende, alsmede namens de Heffingsambtenaar [F] , advocaat, vergezeld van de heren [G] en [H] , gediplomeerd taxateur WOZ.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
In hoger beroep zijn op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende, een voetbalvereniging met ongeveer 500 leden, is gebruiker van het sportcomplex. Het sportcomplex is gelegen aan de rand van de bebouwde kom van het dorp [vestigingsplaats] , gemeente Waalwijk. Het sportcomplex is kadastraal gelegen te [vestigingsplaats] , gemeente Waalwijk sectie [--] , perceelnummer [0000] , letter [-] met een oppervlakte van 31.018 m² en sectie [--] , perceelnummer [1111] , letter [-] met een oppervlakte van 13.100 m². De totale oppervlakte bedraagt 44.118 m².
Het sportcomplex bestaat uit drie voetbalvelden met gras en overige grasvelden ten behoeve van training, een klein kunstgrasveld met afrastering van ongeveer 1150 m² (in 2012 aangelegd en in november 2012 in gebruik genomen), een overkapte tribune met 250 zitplaatsen, twee hoofdgebouwen met een kantine, was- en kleedruimten en inpandige berging, terrein met verharding, afrasteringen/hekwerken en lichtmasten.
De bebouwde oppervlakte van de hoofdgebouwen en tribune bedraagt tezamen 732 m². De in aanmerking genomen gebouwgebonden grond bedraagt 1.830 m². De niet-gebouwgebonden grond, waarvan onder andere de hiervoor genoemde voetbalvelden deel uitmaken, bedraagt 42.288 m².
Volgens het op het sportcomplex van toepassing zijnde bestemmingsplan en de daarbij behorende bestemmingsplanvoorschriften is het gebied bestemd voor sportterreinen en gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de voor het sportcomplex per de waardepeildata vastgestelde waarde van respectievelijk € 720.000 (2011), € 711.000 (2012) en € 757.000 (2013) te hoog is. Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert primair tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en gegrondverklaring van het incidentele hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Heffingsambtenaar en tot vermindering van de waarde van het sportcomplex tot een waarde van € 550.000 per genoemde waardepeildata en subsidiair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
De Heffingsambtenaar concludeert, naar het Hof verstaat, tot ongegrondverklaring van het tegen de uitspraken op bezwaar ingestelde beroep.