Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-12-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5370, 15/00677 en 15/00678

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-12-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5370, 15/00677 en 15/00678

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
1 december 2016
Datum publicatie
14 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:5370
Zaaknummer
15/00677 en 15/00678
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 7

Inhoudsindicatie

Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende geen ondernemer (meer) is in de zin van art. 7 van de Wet OB 1968 en dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek van voorbelasting.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00677

15/00678

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 27 februari 2015, nummer AWB 13/6553 en 13/6554, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna te noemen naheffingsaanslagen omzetbelasting en beschikkingen heffingsrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd (met aanslagnummer: [aanslagnummer] .F.1501) ter hoogte van een bedrag van € 3.509 aan belasting en ter hoogte van een bedrag van € 287 aan heffingsrente. Voorts is aan belanghebbende over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd (met aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.2502) ter hoogte van een bedrag van € 591 aan belasting en ter hoogte van een bedrag van € 10 aan heffingsrente. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep met nummer AWB 13/6553 heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 160. Ter zake van het beroep met nummer AWB 13/6554 heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van het hoger beroep met kenmerk 15/00677 heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 248. Ter zake van het hoger beroep met kenmerk 15/00678 heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Inspecteur heeft ter zake van beide hoger beroepen verweer gevoerd door middel van één geschrift.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 7 juli 2016 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde de heer [A] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [B] , [C] en [D] .

1.5.

Belanghebbende heeft, voor zover voor het onderhavige hoger beroep relevant, te dezer zitting aan het Hof en aan de wederpartij exemplaren overgelegd van een pleitnota. Te dezer zitting hebben het Hof en de wederpartij met instemming van belanghebbende deze pleitnota doorgelezen.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende dreef sinds 1982 een bouwadviesbureau aan huis in de vorm van een eenmanszaak. Belanghebbendes werkzaamheden bestonden uit het maken van calculaties, het geven van adviezen, bouwmanagement, projectleiding en ontwerpen. Belanghebbende is door diverse medische aandoeningen vanaf 2002 slechts in staat zeer korte afstanden te lopen en verplaatst zich voor het overige met behulp van een rolstoel. Belanghebbende heeft sinds 2002 geen omzet meer gegenereerd.

2.2

In de jaren 2005 tot en met 2012 heeft belanghebbende, met betrekking tot zijn eenmanszaak, de volgende aangiften voor de omzetbelasting gedaan:

Boekjaar

omzet excl. btw

af te dragen btw

voorbelasting

btw teruggaven

2005

0

0

1.358

1.358

2006

0

0

721

721

2007

0

0

3.654

3.654

2008

0

0

1.262

1.262

2009

0

0

1.340

1.340

2010

0

0

654

654

2011

0

0

902

902

2012

0

0

591

591

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende in de jaren 2008 tot en met 2012 nog aan te merken was als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968), en of de goederen en de diensten die vanaf 2008 door belanghebbende zijn ingekocht, en ter zake waarvan de voorbelasting door belanghebbende op aangifte in aftrek is gebracht, zijn gebruikt voor (voorgenomen) belaste handelingen, zoals bedoeld in artikel 15, lid 1, enerlaatste volzin van de Wet OB 1968.

3.2.Voorts is in geschil of de gemaakte kosten en de ter zake in aftrek gebrachte voorbelasting een rechtstreeks en onmiddellijk verband hadden met de economische activiteiten die voorheen verricht zijn door belanghebbende.

3.3.

Belanghebbende is van mening dat de onder 3.1 en 3.2 opgenomen vragen bevestigend beantwoord moet worden. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.4.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hun afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, vernietiging van de naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2008 tot en met 2012 en vernietiging van de bijbehorende beschikkingen heffingsrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing