Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-12-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5371, 15/01215
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-12-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5371, 15/01215
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 1 december 2016
- Datum publicatie
- 14 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:5371
- Zaaknummer
- 15/01215
Inhoudsindicatie
Het geschil betreft de aanslag IB/PVV 2011. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof vernietigt tevens de tweede uitspraak op bezwaar en oordeelt dat het beroep in 1e aanleg niet-ontvankelijk was. Er is geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/01215
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 23 september 2015, nummer AWB 15/3515 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.464, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van 14 oktober 2014 van de Inspecteur is gehandhaafd.
Het door belanghebbende op 2 januari 2015 ingediende bezwaar is door de Inspecteur wegens termijnoverschrijding in een uitspraak van 14 april 2015 niet-ontvankelijk verklaard. Tegelijkertijd heeft de Inspecteur belanghebbendes verzoek om ambtshalve te verlenen vermindering afgewezen.
Belanghebbende is van deze (tweede) uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover het is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve te verlenen vermindering.
Tegen deze uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 7 september 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens de Inspecteur, de heer [A] en de heer [B] .
Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn niet ter zitting verschenen. De griffier heeft verklaard dat hij belanghebbende bij op 14 juli 2016, met nummer BK-SHE 15/01215, aangetekend naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Op 2 augustus 2016 is deze aangetekend verstuurde uitnodiging retour ontvangen door het Hof. Het is de griffier gebleken dat de geadresseerde op 14 juli 2016 in de basisregistratie personen op het op de aangetekend verstuurde uitnodiging vermelde adres stond ingeschreven. De griffier heeft, op basis van het bepaalde in artikel 8:38 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), de uitnodiging op 2 augustus 2016 opnieuw per gewone post verzonden naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres. Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn derhalve correct opgeroepen om ter zitting te verschijnen.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
Van het onderzoek ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende heeft voor het jaar 2011 een aangifte IB/PVV ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.478. In dit belastbaar inkomen is begrepen een resultaat uit overige werkzaamheden van negatief € 5.986.
Bij brief van 18 december 2013 heeft de Inspecteur zijn voornemen bekend gemaakt om van de ingediende aangifte IB/PVV 2011 af te wijken.
Bij brief van 15 januari 2014, ontvangen door de Inspecteur op 22 januari 2014, heeft belanghebbende te kennen gegeven het niet eens te zijn met het voornemen van de Inspecteur.
De aanslag IB/PVV 2011 is, conform voormeld voornemen van de Inspecteur, met dagtekening 14 februari 2014 aan belanghebbende opgelegd.
Bij brief van 24 juli 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende medegedeeld de onder 2.3 bedoelde brief als een bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV 2011 aan te merken, en dat hij voornemens is de aanslag IB/PVV 2011 te handhaven. Voorts is belanghebbende in de gelegenheid gesteld vóór 27 augustus 2014 te reageren op dit voornemen en is belanghebbende uitgenodigd om aan te geven of hij gehoord wil worden.
De Inspecteur heeft op 14 oktober 2014 uitspraak op bezwaar gedaan. Hierbij is de aanslag IB/PVV 2011 gehandhaafd.
Belanghebbende heeft bij brief van 2 januari 2015, ontvangen door de Inspecteur op 8 januari 2015, (wederom) bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2011.
De Inspecteur heeft bij (tweede) uitspraak op bezwaar van 14 april 2015 het bezwaar van 2 januari 2015 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Is het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard?
-
Is de aanslag IB/PVV 2011 naar het juiste belastbare inkomen uit werk en woning opgelegd?
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2011 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.478. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.