Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-02-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:701, 14/00745
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-02-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:701, 14/00745
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 26 februari 2016
- Datum publicatie
- 20 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:701
- Zaaknummer
- 14/00745
Inhoudsindicatie
Reclamebelasting. Makelaarsborden op (al dan niet lege) panden zijn reclame voor verkoop of verhuur en daarover is reclamebelasting verschuldigd. Verkoop- of verhuurborden op bouwterreinen bij nieuwbouw zijn reclame en daarover is reclamebelasting verschuldigd. Ondanks dat niet is geheven ter zake van deze borden heeft de Heffingsambtenaar het gelijkheidsbeginsel niet geschonden omdat hij geen oogmerk tot begunstiging had en evenmin aannemelijk is geworden dat in de meerderheid van de gevallen heffing van reclamebelasting achterwege is gebleven.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00745
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] C.V.,
gevestigd te [plaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 12 juni 2014, nummer AWB 13/4921, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te melden aanslag reclamebelasting.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag reclamebelasting opgelegd van
€ 485,88, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Heffingsambtenaar is gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 318. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 493. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 21 december 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord mevrouw [A] , beherend vennoot van belanghebbende, bijgestaan door de heer [B] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [C] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende exploiteert in de onroerende zaak aan de [a-straat] 5 te [plaats] een winkel in met name erotische artikelen, lingerie, parfums, juwelen, en tevens een koffiebar. De onroerende zaak is gelegen in de aanlooproute naar het centrum. Aan de onroerende zaak is een bord aangebracht, welk bord vanaf de openbare weg zichtbaar is. De grootte van dit bord is tussen de 0,2 en 0,4 m2.
In de openbare vergadering van 13 december 2012 heeft de raad van de gemeente [plaats] de “Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2013” vastgesteld.
De Verordening luidt, voor zover hier van belang:
“ Artikel 1
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
b. Reclame object: een openbare aankondiging zichtbaar vanaf de openbare weg;
(…)
f. Commerciële activiteit: diensten die in principe ook door een privé-persoon kunnen
worden uitgeoefend en waarvoor rechtstreeks een financiële bijdrage wordt gevraagd
van haar gebruikers, het al dan niet nastreven van winst is hierbij niet van belang.
Artikel 2
Belastbaar feit
Onder de naam “reclamebelasting” wordt, binnen het gebied zoals nader aangewezen in de
bij deze verordening behorende kaart, een directe belasting geheven terzake van openbare
aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.
Artikel 3
Belastingplicht
De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de onroerende zaak, waarop en
waarbij zich openbare aankondigingen bevinden welke zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.
Artikel 4
Vrijstellingen
Reclamebelasting wordt niet geheven terzake van openbare aankondigingen:
(…)
5. die door (semi) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen, die zijn
opgenomen op de actuele lijst van Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI) zoals
die door de rijksbelastingdienst wordt vastgesteld, zijn aangebracht ten behoeve van
een politiek, godsdienstig, cultureel-maatschappelijk dan wel weldadig doel, voor zover
geen sprake is van een commerciële activiteit;
6. die korter aanwezig zijn dan 13 weken;
7. die aangebracht zijn door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij
de openbare aankondiging uitsluitend bevat een aanduiding van de desbetreffende
winkeliersvereniging dan wel wijkorgaan;
8. op bouwterreinen voor zover deze rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein
in uitvoering zijnde werkzaamheden en niet aankondigingen met een verkoop- dan wel
verhuurbevorderend karakter.
Artikel 5
Maatstaf van heffing en belastingtarief
1. De reclamebelasting wordt geheven per vestiging naar de oppervlakte van een
reclame object, met inachtneming van het overige in deze verordening bepaalde.
(…)
4. Het tarief van de reclamebelasting is opgenomen in de bij deze verordening behorende
tarieventabel.
(…)
Artikel 7
Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8
Ontstaan belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.
(…)
Artikel 9
Wijze van heffing
De reclamebelasting wordt bij wege van aanslag geheven.
(…)
Artikel 11
Kwijtschelding
Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.”
De Tarieventabel Reclamebelasting 2013 behorende bij en deel uitmakende van de “Verordening Reclamebelasting [plaats] 2013” luidt voor zover van belang:
“Het tarief bedraagt voor het hebben van een reclame object in de aangewezen
aanloopstraten, per jaar, per vestiging;
a. voor een reclame object met een oppervlakte tot 0,1 m²: € 0,00
b. voor een reclame object met een oppervlakte van 0,1 m² tot 0,5 m²: € 485,88
(…).”
Op 28 september 2011 heeft de gemeente [plaats] met de Stichting Centrummanagement [plaats] (hierna: de Stichting) de Uitvoeringsovereenkomst reclamebelasting gesloten. Daarbij is onder meer overeengekomen dat de Stichting de opbrengsten van de reclamebelasting zal beheren, zich zal richten op collectieve belangenbehartiging van ondernemers in de binnenstad van [plaats] en zich verplicht de activiteiten te verrichten waarvoor subsidie wordt verstrekt.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft, naar belanghebbende ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard, uitsluitend nog het antwoord op de volgende vragen:
1) Worden de onroerende zaken die te koop of te huur worden aangeboden gebruikt in de zin van de Verordening?
2) Heeft de Heffingsambtenaar in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld, onder meer door de openbare aankondigingen aangebracht op onroerende zaken die te koop of te huur worden aangeboden door makelaars, niet in de heffing te betrekken?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak van de Heffingsambtenaar en van de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.