Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-03-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:784, 14/00650
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-03-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:784, 14/00650
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 4 maart 2016
- Datum publicatie
- 13 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:784
- Zaaknummer
- 14/00650
Inhoudsindicatie
In geschil is de WOZ-waarde van een vrijstaande woning. Belanghebbende is ten onrechte niet gehoord in de bezwaarfase en stelt dat hij hierdoor is benadeeld. Omdat tussen belanghebbende en de Heffingsambtenaar evident verschil van inzicht bestaat omtrent de vaststelling en de waardering van de relevante feiten, oordeelt het Hof dat belanghebbende is benadeeld doordat geen hoorgesprek heeft plaatsgevonden. Gelet hierop kan niet met toepassing van artikel 6.22 van de Awb aan het gebrek in de bezwaarfase voorbij worden gegaan en moeten de uitspraken op bezwaar worden vernietigd. Het Hof wijst de zaak terug naar de Heffingsambtenaar.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00650
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 27 mei 2014, nummer AWB 13/4866 in het geding tussen
belanghebbende,
en
Heffingsambtenaar van de gemeente Sint-Oedenrode ,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te vermelden beschikking en aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak gelegen aan de [a-straat] 12b te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) per waarde peildatum 1 januari 2012 vastgesteld voor het kalenderjaar 2013 op € 823.000. Gelijktijdig met voormelde beschikking is aan belanghebbende de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor het jaar 2013 bekend gemaakt. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarde en de aanslag OZB gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 122.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) hebben partijen vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 21 januari 2016 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [B] en de heer [C] (taxateur).
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een vrijstaande woning met aanbouw, paardenstal en (werktuigen)berging, gelegen op een perceel van 16.105 m2 in de gemeente [woonplaats] . Het bouwjaar van de woning is rond 1910 en in 1975 heeft renovatie plaatsgevonden.
Belanghebbende heeft verzocht tijdens de bezwaarfase te worden gehoord. Voordat op 8 oktober 2013 uitspraken op bezwaar zijn gedaan heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I Is belanghebbende ten onrechte niet gehoord in de bezwaarfase?;
Indien vraag I bevestigend moet worden beantwoord:
II Kan met toepassing van artikel 6:22 van de Awb voorbij worden gegaan aan het niet horen in de bezwaarfase?;
Indien vraag II ontkennend moet worden beantwoord:
III Dient de zaak te worden teruggewezen naar de Heffingsambtenaar?;
Indien vraag III ontkennend moet worden beantwoord:
IV Is de WOZ waarde van de onroerende zaak te hoog vastgesteld?;
En ten slotte:
V Heeft belanghebbende recht op een vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase?
Belanghebbende is van mening dat de vragen I, III, IV en V bevestigend en vraag II ontkennend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken van de Heffingsambtenaar en tot terugwijzing naar de Heffingsambtenaar. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.