Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-03-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:905, 14/00353
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-03-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:905, 14/00353
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 10 maart 2016
- Datum publicatie
- 15 juni 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2016:905
- Zaaknummer
- 14/00353
Inhoudsindicatie
Bouwleges berekend op basis van inhoud in plaats van bouwkosten.
Gemeente [plaats] heeft de heffing van bouwleges met ingang van 2009 gewijzigd. De berekening vindt plaats aan de hand van de kubieke meters inhoud en niet langer op basis van de bouwkosten. Voorts wordt een onderscheid gemaakt naar categorieën bouwprojecten. In dit geval is sprake van bouwwerken in de categorie ‘industriefunctie (agrarisch)’, waarvoor een vast bedrag per kubieke meter geldt.
De door de gemeentelijke wetgever gemaakte keuze, waaronder een onderscheid naar categorieën, is niet in strijd met enig algemeen rechtsbeginsel. Het feit dat bij sommige categorieën een staffeling plaatsvindt en bij de ‘industriefunctie (agrarisch)’ niet, houdt geen schending van het gelijkheidsbeginsel in.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00353
Uitspraak op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats],
hierna: de Heffingsambtenaar,
tegen de uitspraken van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 10 februari 2014, kenmerken SHE 13/3951 en 13/3952 in het geding tussen,
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
en
de Heffingsambtenaar,
betreffende na te noemen schriftelijke kennisgevingen leges.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 5 maart 2009, onder kenmerk [nummer 1] , betreffende het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een pluimveestal en loodsen op het adres [a-straat] 20 te [A] (hierna: aanvraag I) uitgereikt een schriftelijke kennisgeving leges (hierna: legesnota I) tot een bedrag van € 20.784,15, bestaande uit een bedrag van € 18.894,75 aan leges bouwvergunning en een bedrag van € 1.889,40 aan leges welstand. Na daartegen gemaakt bezwaar, binnengekomen bij de Heffingsambtenaar op 14 april 2009, heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak van 24 juni 2013 legesnota I gehandhaafd.
Aan belanghebbende is met dagtekening 21 juli 2009, onder kenmerk [nummer 2] , betreffende het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van drie pluimveestallen op het adres [a-straat] 20 te [A] (hierna: aanvraag II) uitgereikt een schriftelijke kennisgeving leges (hierna: legesnota II) tot een bedrag van € 33.960,85, bestaande uit een bedrag van € 30.873,50 aan leges bouwvergunning en een bedrag van € 3.087,35 aan leges welstand. Na daartegen gemaakt bezwaar, binnengekomen bij de Heffingsambtenaar op 19 augustus 2009, heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak van 24 juni 2013 legesnota II gehandhaafd.
Belanghebbende is van de onder 1.1 en 1.2 vermelde uitspraken, in één geschrift vervat, in beroep gekomen bij de Rechtbank, welk beroep de Rechtbank heeft geregistreerd onder de zaaknummers 13/3951 respectievelijk 13/3952. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende in elk van de zaken een griffierecht geheven van € 44. Bij, in één geschrift vervatte, uitspraken (hierna: de uitspraak) heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar, alsmede beide legesnota’s vernietigd en vergoeding van griffierecht en proceskosten gelast.
Tegen de uitspraak van de Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Op verzoek van het Hof heeft de Heffingsambtenaar bij brief van 9 maart 2015, bij het Hof binnengekomen op 10 maart 2015, nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 20 maart 2015 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn echtgenote, vergezeld van zijn gemachtigde de heer [B] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heren [C] en [D] .
Belanghebbende en de Heffingsambtenaar hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Heffingsambtenaar heeft – zonder bezwaar van de wederpartij – een stuk met bijlagen overgelegd getiteld ‘Toelichting bestand ‘berekening kostendekking leges [plaats] 2009’’. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst, teneinde belanghebbende in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren op de ter zitting overgelegde stukken.
Belanghebbende heeft bij brief van 16 april 2015 gereageerd op de door de Heffingsambtenaar overgelegde stukken die betrekking hebben op ‘de berekening kostendekking Leges [plaats] 2009’.
De Heffingsambtenaar heeft bij brief van 1 mei 2015 gereageerd op de onder 1.8 vermelde brief van belanghebbende.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 28 januari 2016 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn echtgenote, vergezeld van zijn gemachtigde de heer [B] en diens kantoorgenoot de heer [E] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heren [C] en [D] .
Belanghebbende en de Heffingsambtenaar hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de tweede zitting het onderzoek gesloten.
Van beide zittingen is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Op 18 december 2008 is door de raad van de gemeente [plaats] de Verordening op de heffing en de invordering van leges [plaats] 2009 (hierna: de Verordening) met bijbehorende tarieventabel 2009 (hierna: de Tarieventabel) vastgesteld en op 24 december 2008 is de Verordening bekendgemaakt.
In artikel 2 van de Verordening is bepaald dat onder de naam ‘leges’ rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in de Verordening en de Tarieventabel. In artikel 3 is bepaald dat belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend. In artikel 5 van de Verordening is vastgelegd dat de leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de Tarieventabel.
In de Tarieventabel zijn in hoofdstuk 5 de tarieven voor bouwvergunningen opgenomen. Daarin is bepaald dat op grond van onderdeel 5.2 leges worden geheven, die samenhangen met het in behandeling nemen van aanvragen tot beoordeling van, onder meer, een reguliere bouwvergunning. De behandeling van deze aanvragen omvat de toetsing aan het bestemmingsplan, de beheersverordening, het exploitatieplan, de bouwverordening en het Bouwbesluit. Verder is bepaald dat bij deze leges standaard de kosten zijn inbegrepen die samenhangen met een reguliere toets aan welstandscriteria. In artikel 5.2.2 is de heffingsgrondslag omschreven als de grondslag op basis waarvan leges worden geheven en is bepaald dat, afhankelijk van het te leveren product, verschillende grondslagen worden gebruikt. Er zijn drie grondslagen:
- artikel 5.2.2, letter a, betreft de bouwkosten, waaronder wordt verstaan de aanneemsom bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989) voor het uit te voeren werk, exclusief omzetbelasting, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd;
- artikel 5.2.2, letter b, bepaalt de grondslag op het tarief per bruto kubieke meter inhoud, als omschreven onder NEN 2580, naar functie en inhoud (omvang) van het bouwwerk, zoals nader omschreven in artikel 5.2.5 van de Tarieventabel;
- artikel 5.2.2, letter c, bepaalt de grondslag op een vast tarief per product, als omschreven in het van toepassing zijnde artikel.
In de Tarieventabel is onder artikel 5.2.3, letter b, bepaald dat het tarief voor de beoordeling door de welstandscommissie ten behoeve van een aanvraag om een reguliere bouwvergunning, ongeacht de aard van het advies, 10% bedraagt van het tarief voor het in behandeling nemen van een reguliere bouwvergunning, met een minimum van € 26.
Het in artikel 5.2.2, letter b, genoemde artikel 5.2.5 van de Tarieventabel betreft de ‘Aanvraag reguliere bouwvergunning’. In dat artikel 5.2.5 is, onder letter a, vastgelegd dat het tarief voor nieuwbouw of uitbreiding van een gebouw wordt bepaald op basis van de functies en de omvang daarvan en aan de hand van een tabel, waarbij een minimum van € 495 geldt. Voor de industriefunctie (agrarisch) geldt een tarief van € 0,50 per kubieke meter inhoud.
Belanghebbende heeft op 19 januari 2009 aanvraag I bij de gemeente [plaats] ingediend. In aanvraag I heeft belanghebbende bij vraag 3 de aanneemsom of raming van de kosten begroot op een bedrag van € 410.000 en bij vraag 8 als bruto inhoud na uitvoering van de werkzaamheden 37.511 m3 opgegeven.
De aanneemsom voor de bouw van de bouwwerken van aanvraag I bedragen voor de pluimveestal en een loods € 437.000 en voor de eierloods en overige loodsen € 305.000.
Op 6 april 2009 is aanvraag II door de gemeente [plaats] ontvangen. In aanvraag II heeft belanghebbende de aanneemsom of raming van de kosten begroot op een bedrag van € 655.000 en als bruto inhoud na uitvoering van de werkzaamheden 61.747 m3 opgegeven.
De aanneemsom voor de bouw van drie pluimveestallen van aanvraag I beloopt € 1.371.600.
Ter bepaling van de verschuldigde leges heeft de Heffingsambtenaar de bouwwerken van beide aanvragen gerangschikt onder de industriefunctie (agrarisch), waarvoor ingevolge artikel 5.2.5, letter a, van de Tarieventabel, een tarief van € 0,50 per kubieke meter inhoud geldt.
Voor aanvraag I is de Heffingsambtenaar uitgegaan van een door hem berekende inhoud van 37.790 m3. Bij deze inhoudsmaat en het tarief van € 0,50 p/m3 zijn de verschuldigde bouwleges te becijferen op een bedrag van € 18.895. In legesnota I is een bedrag van € 18.894,75 aan bouwleges geheven.
In legesnota I is vermeld dat de bouwkosten van aanvraag I zijn berekend op € 3.185.154,60.
Voor aanvraag II is de Heffingsambtenaar uitgegaan van een inhoud van 61.747 m3, zoals door belanghebbende in aanvraag II opgegeven. Bij deze inhoudsmaat en het tarief van € 0,50 p/m3 zijn de verschuldigde bouwleges te berekenen op een bedrag van € 30.873,50, welk bedrag bij legesnota II is geheven.
In legesnota II is vermeld dat de bouwkosten van de aanvraag zijn berekend op € 4.878.013.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen legesnota I, welk bezwaar door de Heffingsambtenaar is ontvangen op 14 april 2009. Bij brief van 11 mei 2009 heeft belanghebbende zijn bezwaar tegen legesnota I gemotiveerd en bij brief van 18 augustus 2009 heeft hij een gelijkluidende motivering van het bezwaar tegen legesnota II ingezonden.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft, naar het Hof begrijpt, het antwoord op de volgende vraag:
Is de Verordening (alsmede de Tarieventabel) jegens belanghebbende onverbindend wegens strijd met artikel 217 van de Gemeentewet, in die zin dat ter bepaling van de verschuldigde leges voor de onderhavige bouwwerken dient te worden uitgegaan van de bouwkosten als bedoeld in het normblad NEN 2613, waarbij de inrichtingskosten niet mogen worden begrepen in de heffingsgrondslag, dan wel dat in de Tarieventabel geen norm is opgenomen c.q. de essentialia ontbreken om de omvang van de verschuldigde leges van de onderhavige bouwwerken te bepalen?
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Belanghebbende beklaagt zich over de hoogte van beide legesnota’s en haalt de onder 2.3 weergegeven omschrijving van het begrip bouwkosten in de Tarieventabel aan. Hij stelt dat de aanneemsom voor de bouwwerken beduidend lager ligt dan de geraamde bouwkosten van € 3.185.154,60 respectievelijk € 4.878.013. Hij meent dat de bouwkosten dienen te worden berekend volgens de NEN 2631-norm. Voorts verwijst hij naar de uitspraak van Rechtbank ’s-Hertogenbosch met het nummer AWB 05/1245 en stelt dat in de berekening van de bouwkosten door de Heffingsambtenaar ten onrechte inrichtingskosten zijn begrepen. Belanghebbende voert aan dat in de Tarieventabel geen echte norm voor de onderhavige bouwwerken is opgenomen en vraagt zich af waarom niet is aangesloten bij bijvoorbeeld de industriefunctie (niet-agrarisch), dat zou aan legeskosten “vele duizenden euro’s schelen en meer recht doen aan de daadwerkelijke bouwkosten”.
Belanghebbende heeft op de tweede zitting zijn stelling inzake de overschrijding van de opbrengstlimiet ingetrokken.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep.