Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1321, 16/00393
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1321, 16/00393
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 24 maart 2017
- Datum publicatie
- 11 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:1321
- Zaaknummer
- 16/00393
Inhoudsindicatie
Naar het oordeel van het Hof heeft de Heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat hij de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/00393
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 7 april 2016, nummer AWB 15/2630, in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Horst aan de Maas,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking gegeven, waarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] 7 te [plaats] (hierna: de onroerende zaak) per de peildatum 1 januari 2013 voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 is vastgesteld op een bedrag van € 311.000. Tegelijkertijd is aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak een aanslag in de onroerende-zaakbelasting voor het jaar 2014 (hierna: de aanslag) opgelegd, welke aanslag in één geschrift is verenigd met de beschikking. Het tegen de beschikking en de aanslag gemaakt bezwaar is, naar het Hof begrijpt, bij in één geschrift vervatte uitspraken, ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 februari 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heren [B] en [C] , taxateur.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak betreft een in het jaar 1916 gebouwde vrijstaande geschakelde woning, met een inhoud van circa 613 m3. Het perceel heeft een oppervlakte van 870 m2. Op 156 m² van het perceel is ten behoeve van derden een recht van overpad gevestigd.
De onroerende zaak is gelegen in de dorpskern [plaats] (gemeente Horst aan de Maas) nabij uitvalwegen en agrarisch gebied.
De Heffingsambtenaar beroept zich, ter onderbouwing van de in onderdeel 1.1. vermelde WOZ-beschikking, op een taxatierapport, opgesteld door WOZ-taxateur [C] op 11 mei 2015, en ter ondersteuning daarvan op de opbrengst behaald bij verkoop van vier in de gemeente Horst aan de Maas gelegen referentieobjecten, te weten [adres 2] 5, [adres 3] 74 en 77 en [adres 4] 51. De waarde van de onroerende zaak is in het taxatierapport bepaald op € 325.000.
Tot het dossier behoort een akte van levering van het pand aan de [adres 3] 77 en een akte van levering van het pand aan de [adres 2] 5. Uit beide akten blijkt dat de achternaam van één van de verkopers gelijk is aan de achternaam van één van de kopers.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door hem bepleite waarde een taxatierapport overgelegd dat op 24 juni 2014 is opgemaakt door [D] , werkzaam bij “ [E] ”. Deze taxateur heeft de WOZ-waarde van de onroerende zaak getaxeerd op € 274.000. Tot het taxatierapport behoort een taxatiekaart met de rekenkundige onderbouwing van voormelde waarde. Hieruit blijkt dat gebruik gemaakt is van verkoopgegevens van een drietal referentiewoningen: [adres 5] 49, [adres 4] 51 en [adres 6] 41, alle gelegen in de gemeente Horst aan de Maas.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of op grond van artikel 17 van de Wet WOZ de vastgestelde waarde van de onroerende zaak van € 311.000 niet te hoog is vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend; de Heffingsambtenaar bevestigend.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende hieraan het volgende toegevoegd:
De taxatiekaart die is opgemaakt door [D] (zie onderdeel 2.5.) behoeft aanpassing. Ten onrechte is bij de waardering van de onroerende zaak rekening gehouden met het stuk van het perceel waarop een recht van overpad is gevestigd. Tevens is bij de analyse van de verkoopsom van het referentiepand aan de [adres 4] 51 een onjuiste transactieprijs gehanteerd. Dit alles leidt tot een lager waardestandpunt; belanghebbende staat nu een waarde van € 250.000 voor.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken van de Heffingsambtenaar en vermindering van de waarde van de onroerende zaak tot € 250.000. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.