Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1322, 15/01453

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1322, 15/01453

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 maart 2017
Datum publicatie
18 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:1322
Zaaknummer
15/01453
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 67c

Inhoudsindicatie

Art. 67c AWR en § 24 van het BBBB. Naheffingsaanslag omzetbelasting 2008 tot en met 2010 in verband met over elk van die jaren niet betaalde omzetbelasting. De Inspecteur heeft medegedeeld voor elk jaar een verzuimboete van 10% op te leggen. Opgelegd is een boete van € 4.537. Partijen hebben verklaard dat op een aanslagbiljet de boete per jaar wordt vermeld en invoerverslagen of andere primaire bescheiden over de wijze van boeteoplegging ontbreken. De opgelegde boete kan alleen betrekking hebben op het jaar 2008, omdat de verzuimboete in verband met het bedrag aan naheffing over 2008 wordt beperkt tot het voor dat jaar geldende maximum van € 4.537. De vermindering van de nageheven belasting over 2008 leidt tot een vermindering van de verzuimboete.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01453

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende 1] B.V. en [belanghebbende 2] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 6 november 2015, nummer 14/7536 inzake het geding tussen:

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 31 december 2013, onder aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.0501, over het tijdvak 1 maart 2008 tot en met 31 december 2010 opgelegd een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) tot een bedrag van € 103.034, alsmede bij beschikking een boete (hierna: de boete) van € 4.537 en is bij

beschikking heffingsrente in rekening gebracht van € 12.243. Na daartegen gemaakt

bezwaar, heeft de Inspecteur bij de in een geschrift vervatte uitspraken van 21 november 2014 de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 60.263 en de bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente tot € 6.223, alsmede de boetebeschikking gehandhaafd en het verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar afgewezen.

1.2.

Bij brief van 1 december 2014, door de Inspecteur op 9 december 2014 ontvangen en door hem doorgezonden aan de Rechtbank, is belanghebbende van de uitspraken op bezwaar voor wat betreft de boete en de bezwaarkostenvergoeding in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen de uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van het Hof van belanghebbende een griffierecht geheven van € 497. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de

wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 februari 2017 te ’s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van

belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [B] , mevrouw [C] en de heer [D] .

1.6.

De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van het onderzoek ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

De besloten vennootschappen [belanghebbende 2] Beheer B.V. (hierna: Beheer) en [belanghebbende 2] B.V. zijn op [datum 1] 2008 opgericht en daarbij is de VOF [belanghebbende 2] Consultancy geruisloos ingebracht in [belanghebbende 2] B.V.. Bij beschikking van [datum 2] 2008 zijn voornoemde besloten vennootschappen met ingang [datum 1] 2008 aangemerkt als fiscale eenheid voor de omzetbelasting; tevens vormen zij een fiscale eenheid voor de

vennootschapsbelasting.

2.2.

Beheer heeft in de op 25 november 2011 ingediende aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2010 een omzetbelastingschuld opgenomen van € 109.099. In deze aangifte is de omzetbelastingschuld als volgt gespecificeerd:

over dit boekjaar € 32.704, over vorig boekjaar € 19.995 en over oudere boekjaren € 56.400.

2.3.

Belanghebbende heeft over het jaar 2010 per kwartaal aangiften omzetbelasting

ingediend. Over het jaar 2010 is aan omzetbelasting een bedrag van € 12.786 voldaan. De over het vierde kwartaal 2010 verschuldigde omzetbelasting bedroeg € 6.065.

2.4.

Bij brief van 25 november 2013 heeft de Inspecteur medegedeeld dat bij een controle van de aangifte vennootschapsbelasting 2010 met de aangiften omzetbelasting van de

afgelopen jaren een aansluitingsverschil van € 103.034 is geconstateerd. De Inspecteur heeft aangekondigd voor dat bedrag een naheffingsaanslag met berekening van heffingsrente,

alsmede een verzuimboete van 10% van de naheffingsaanslag op te leggen.

Het aansluitingsverschil is als volgt berekend:

2010

vorig jaar

oudere jaren

totaal

Verschuldigde omzetbelasting

volgens de aangifte VPB 2010

€ 32.704

€ 19.995

€ 56.400

Verschuldigde omzetbelasting

aangifte 4e kwartaal 2010

€ 6.065

Aansluitingsverschil

€ 26.639

€ 19.995

€ 56.400

€ 103.034

In deze brief biedt de Inspecteur belanghebbende de gelegenheid binnen twee weken te

reageren indien de gegevens, waarmee het aansluitingsverschil is berekend, onjuist zijn.

Belanghebbende heeft binnen de gestelde termijn niet gereageerd.

2.5.

In de brief van 16 december 2013 herhaalt de Inspecteur dat het in de voorgaande brief berekende aansluitingsverschil, met berekening van heffingsrente en met een verzuimboete, wordt nageheven. Voorts deelt de Inspecteur mede dat op grond van artikel 67c van de

Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en paragraaf 24 van het Besluit

bestuurlijke boeten belastingdienst (hierna: BBBB) de boete 10% van de na te heffen

omzetbelasting met een maximum van € 4.920 per boek- of kalenderjaar bedraagt.

Tot de stukken van het geding behoort tevens een niet ondertekende brief van 13 december 2013 die vrijwel gelijkluidend is aan de brief van 16 december 2013, voornoemd.

2.6.

De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag en de onder 1.1 vermelde beschikkingen

opgelegd. Op het aanslagbiljet is de boete ten bedrage van € 4.537 omschreven als

“Boete wegens niet betalen” en gespecificeerd als 10% van € 103.034.

2.7.

Belanghebbende heeft bij brief van 3 januari 2014 gereageerd op de brieven van de

Inspecteur van 25 november 2013 en 16 december 2013. Verzocht wordt de voornemens ten aanzien van de omvang van de naheffingen als ook ten aanzien van het vaststellen van de boete te heroverwegen. In het geval dat de naheffingsaanslag al is opgelegd dient het

schrijven te worden opgevat als een bezwaarschrift en wordt verzocht om een vergoeding van de kosten van bezwaar. Bij brief van 9 januari 2014 wordt bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, de boete en de heffingsrente en wordt verzocht om vergoeding van de kosten van bezwaar.

2.8.

In verband met de behandeling van het bezwaar heeft belanghebbende verstrekt een ‘Samenvatting suppleties OB 2004/2011’ en de aansluitingsberekening voor het jaar 2008. Na controle van deze gegevens heeft de Inspecteur het aansluitingsverschil over het jaar 2008 nader berekend op een bedrag van € 13.629. De over de jaren 2009 en 2010 berekende aansluitingsverschillen van € 19.995 respectievelijk € 26.639 zijn ongewijzigd gebleven.

2.9.

Bij uitspraken op bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd tot € 60.263, de

boetebeschikking gehandhaafd, de beschikking heffingsrente verminderd tot € 6.223 en het verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar afgewezen.

De hoogte van de naheffingsaanslag vormt geen onderwerp van geschil.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of 1. de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd en

2. het verzoek om een vergoeding voor de kosten van bezwaar terecht is afgewezen.

Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend. De Inspecteur is de

tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Ter zitting heeft de Inspecteur verklaard dat in het geval vraag 1. ontkennend dient te worden beantwoord, belanghebbende recht heeft op een vergoeding voor de kosten van bezwaar. Alsdan bedraagt de vergoeding 1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het horen.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Tijdens het onderzoek ter zitting hebben

partijen hun standpunten als volgt toegelicht:

De Inspecteur:

- (Desgevraagd) Nadat op mijn brieven van eind 2013 geen reactie was ontvangen, heb ik aangeleverd dat per kalenderjaar een naheffingsaanslag met een boete per kalenderjaar moest worden opgelegd. Er is thans geen invoerverslag of iets dergelijks meer voorhanden. Ik tast in het duister wat er is gebeurd en ik weet niet waarom een bedrag van € 4.537 aan boete is opgelegd.

Partijen bevestigen (desgevraagd) dat op een aanslagbiljet de boete per jaar wordt vermeld.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank,

gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraken van de

Inspecteur, vermindering van de boete tot een bedrag van € 1.362 en toekenning van een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, alsmede voor de gerechtelijke procedures.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing