Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1379, 15/01001
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1379, 15/01001
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 24 maart 2017
- Datum publicatie
- 11 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:1379
- Zaaknummer
- 15/01001
Inhoudsindicatie
Artikel 6:11, Awb. Verzet niet-ontvankelijk wegens niet tijdige indiening verzetschrift. Belanghebbende heeft in het verzetschrift aangevoerd dat zij de uitspraak niet ontvangen heeft en dat zij herhaaldelijk post niet ontvangt. Deze stelling kan haar niet baten, omdat zich in het dossier van belanghebbende een schermprint van PostNL bevindt, waaruit blijkt dat de uitspraak op het door belanghebbende in het hoger beroepschrift opgegeven adres is uitgereikt en dat voor ontvangst hiervan is getekend.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/1001
Schriftelijke uitspraak op het verzet van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van het Hof als bedoeld in artikel 8:54, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van 19 november 2015 (hierna: de uitspraak), op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 juni 2015, nummer AWB 14/2050, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de uitspraak van de Inspecteur van 28 februari 2014 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2005 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
Er heeft geen onderzoek ter zitting plaatsgevonden.
Belanghebbende heeft niet gevraagd in de gelegenheid te worden gesteld om te worden gehoord.
De gronden
1. Bij uitspraak van 19 november 2015 is belanghebbende niet-ontvankelijk in het hoger beroep verklaard op grond van de overweging, dat het door belanghebbende verschuldigde griffierecht niet betaald is binnen de daarvoor door de wet gestelde termijn.
2. De uitspraak is vastgesteld en aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op donderdag 19 november 2015.
3. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken; deze termijn eindigde op donderdag 31 december 2015. Bij verzending per post is een verzetschrift tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikelen 6:7, 6:9 en 8:55 van de Awb).
Het verzetschrift, dat is gedagtekend 5 mei 2016, is op 9 mei 2016 bij de griffie van het Hof binnengekomen.
De Inspecteur heeft bij schrijven van 5 juli 2016 een reactie op het verzetschrift ingediend.
4. Het verzetschrift is niet tijdig ingediend. Niet-ontvankelijkverklaring kan dan ingevolge het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb nog slechts achterwege blijven indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
5. Belanghebbende heeft in het verzetschrift het volgende vermeld:
“(…..)
Op 31 juli 2015 hebben wij van u een bevestiging ontvangen vanwege een
beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank te Breda, onder bovengenoemd
kenmerk. Dit beroep hebben wij in overleg met de inspecteur van de
belastingdienst in Eindhoven gedaan, omdat ook hij de situatie niet bevredigend voor
ons vond. Een van de redenen van afwijzing is dezelfde die zich nu opnieuw voordoet,
namelijk niet ontvangen van de post. Telefonisch heeft u mij verteld, dat er geen
bevestiging in het dossier van het aangetekend schrijven is gevonden en dat u aan de
voorzitter van de kamer gaat vragen wat er nu verder dient te gebeuren.
Inmiddels beginnen wij ons af te vragen hoe het mogelijk is, dat post aan ons gericht
blijkbaar verdwijnt.
(…)”.
6. In het dossier bevindt zich een schermprint van de op het verzendbewijs van de uitspraak betrekking hebbende statusinformatie van PostNL. Blijkens deze schermprint is de uitspraak met zending nummer [nummer] op vrijdag 20 november 2015 om 11:53 uur op het door belanghebbende in het hoger beroepschrift opgegeven adres uitgereikt. Voor ontvangst hiervan is blijkens de statusinformatie getekend.
Belanghebbendes stelling in het verzetschrift dat haar telefonisch medegedeeld zou zijn door de griffiemedewerker van het Hof, dat in het dossier van belanghebbende geen bevestiging van het aangetekend schrijven is gevonden, kan haar niet baten, nu uit de bovenvermelde informatie, ontvangen van PostNL, blijkt, dat de uitspraak op 20 november 2015 is uitgereikt en hiervoor getekend is.
7. De door belanghebbende aangevoerde redenen vormen naar het oordeel van het Hof geen omstandigheid op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de overschrijving van de verzetstermijn niet aan haar is toe te rekenen. Zoals vermeld onder punt 6 heeft de verzending van de uitspraak op de juiste wijze, aangetekend en aan het door belanghebbende zelf in het hoger beroepschrift opgegeven adres plaatsgevonden; voor de ontvangst is getekend. Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor het - naar zij stelt herhaaldelijk - niet ontvangen van de post.
8. Onder deze omstandigheden dient het verzet, gelet op de artikelen 6:9 en 6:11 van de Awb, niet-ontvankelijk te worden verklaard. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, kan hieraan niet afdoen.
9. Ten overvloede merkt het Hof op dat belanghebbende, zoals vermeld onder punt 1, in de onderhavige zaak bij de uitspraak niet-ontvankelijk is verklaard, omdat zij het verschuldigde griffierecht niet heeft betaald binnen de daarvoor door de wet gestelde termijn.
10. Belanghebbende heeft zich in het verzetschrift niet uitgelaten over een eventuele wens om te worden gehoord. Nu belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard in het hoger beroep, omdat zij het griffierecht ondanks herhaalde herinnering niet heeft betaald, en bovendien het verzetschrift te laat is ingediend, noopt de aard en inhoud van de zaak naar het oordeel van het Hof niet tot het houden van een zitting.
De proceskosten
11. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
De beslissing
Het Hof verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan op 24 maart 2017 door J. Swinkels, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
-
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
-
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
-
de naam en het adres van de indiener;
-
een dagtekening;
-
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.