Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1531, 16/00434
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1531, 16/00434
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 april 2017
- Datum publicatie
- 1 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:1531
- Zaaknummer
- 16/00434
Inhoudsindicatie
WOZ-waarde woning. De Heffingsambtenaar maakt de in hoger beroep door hem verdedigde waarde aannemelijk.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/00434
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 13 april 2016, nummer BRE 15/7947, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna vermelde beschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij beschikking met dagtekening 28 februari 2015 (hierna: de beschikking) heeft de Heffingsambtenaar ingevolge artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) aan belanghebbende een beschikking gegeven waarbij de waarde van de onroerende zaak [adres 1] 35 te [plaats] (hierna: de onroerende zaak) per de waardepeildatum 1 januari 2014 voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 is vastgesteld op een bedrag van € 408.000. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de WOZ-waarde verlaagd naar € 397.000.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de vastgestelde waarde verminderd tot € 377.000, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 992 en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 3 maart 2017 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en haar gemachtigde de heer [A] , verbonden aan Stichting [B] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heren [C] en [D] (taxateur).
De Heffingsambtenaar heeft ter zitting een machtiging overgelegd.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een geschakelde woning uit 1922 met een berging. De inhoud van de hoofdbouw bedraagt ongeveer 385 m³ en de inhoud van de aanbouw 80 m³. De perceeloppervlakte bedraagt 308 m².
Ter onderbouwing van de in hoger beroep door hem verdedigde waarde van € 377.000 verwijst de Heffingsambtenaar naar het op 17 februari 2016 door taxateur [D] opgemaakte taxatierapport (hierna: het rapport). De in het rapport bepaalde waarde van € 378.000 wordt onderbouwd aan de hand van de verkoopcijfers van [adres 2] 12, [adres 3] 2, [adres 4] 62, [adres 5] 4, [adres 6] 16 en [adres 7] 2, alle gelegen te [plaats] , zoals vermeld in de bij het rapport behorende matrix. Het rapport bevat gegevens en foto’s van de onroerende zaak en de vergelijkingsobjecten.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van een lagere waarde dan de door de Rechtbank vastgestelde en in hoger beroep door de Heffingsambtenaar verdedigde waarde van € 377.000 gewezen op de objecten [adres 2] 60, [adres 8] 74, [adres 9] 74, [adres 10] 28 en [adres 11] 33, alle gelegen te [plaats] .
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum te hoog is vastgesteld.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Partijen hebben ter zitting het volgende hieraan toegevoegd:
Belanghebbende
- Mijn grieven omtrent de waarde van de schuur en de kelder, die staan vermeld bij het eerste gedachtestreepje in mijn brief van 16 februari 2017, trek ik in;
- De Heffingsambtenaar gaat voor de aanbouw uit van een prijs van € 400 per m³. Voor de hoofdbouw gaat de Heffingsambtenaar uit van een prijs van € 422,10 per m³. Waarom gaat de Heffingsambtenaar voor de aanbouw, de keuken, uit van een lagere prijs?
Heffingsambtenaar
- Indien belanghebbende dit op prijs stelt, kan in overleg worden getreden over een inpandige taxatie.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Heffingsambtenaar en tot vermindering van de WOZ-waarde tot – naar het Hof begrijpt – € 348.000, althans een lagere waarde dan de door de Rechtbank vastgestelde waarde van € 377.000. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.