Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1625, 15/00910
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1625, 15/00910
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 13 april 2017
- Datum publicatie
- 15 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:1625
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:1619
- Zaaknummer
- 15/00910
Inhoudsindicatie
WOZ-waarde vrijstaande woning. Hof beslist dat Heffingsambtenaar waarde aannemelijk gemaakt, maar kent een proceskostenvergoeding toe voor de beroeps- en hoger beroepsfase, omdat de Heffingsambtenaar pas in hoger beroep de grondstaffel heeft verstrekt.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/00910
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en het incidentele hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk
hierna: de Heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 16 juni 2015, nummer AWB 14/7255 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar,
betreffende na te melden beschikking en aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking gegeven, waarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] 82 te [woonplaats] per de peildatum 1 januari 2013, voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 is vastgesteld op een bedrag van € 487.000. Tegelijkertijd is aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak een aanslag in de onroerendezaakbelasting over het jaar 2014 (hierna: de aanslag) opgelegd, welke aanslag in één geschrift is verenigd met de beschikking. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de waarde van de onroerende zaak en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de vastgestelde waarde verminderd tot € 480.000 en de aanslag onroerendezaakbelastingen 2014 dienovereenkomstig verminderd, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.955 en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De Heffingsambtenaar heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de Heffingsambtenaar vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 19 december 2016 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [B] , taxateur, en de heer [C] .
Het Hof heeft aan het einde van deze zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan [adres 1] 82 te [woonplaats] . Het betreft een vrijstaande woning (hierna: de woning). De woning uit het bouwjaar 1900 heeft een perceelsoppervlakte van 3.990 m², een overkapping/luifel van 42 m² en een schuur van 1.336 m³/262 m².
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ), gedagtekend 28 februari 2014, de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2013, vastgesteld voor het kalenderjaar 2014 op
€ 487.000. In hetzelfde geschrift is tevens de aanslag onroerendezaakbelastingen 2014 vastgesteld.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar ingediend. Op 28 augustus 2014 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. De gemachtigde heeft tijdens de hoorzitting de Heffingsambtenaar op grond van artikel 40 van de wet WOZ verzocht de gebruikte grondstaffels bekend te maken.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en daarbij het verzoek van belanghebbende om de gebruikte grondstaffels bekend te maken, afgewezen.
Belanghebbende heeft op 1 juli 2015 hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft bij brief van 30 juli 2015 de gronden van het hoger beroep aan de Heffingsambtenaar verzonden. De Heffingsambtenaar heeft bij brief van 25 augustus 2015, bij het Hof ingekomen op 26 augustus 2015, incidenteel hoger beroep ingesteld.
Op 27 januari 2015 heeft [B] in opdracht van de Heffingsambtenaar een taxatierapport opgemaakt. Blijkens dit rapport is aan de woning een waarde toegekend van € 496.000. Dit taxatierapport bevat gegevens en foto’s van de woning, alsmede telkens één foto en gegevens van de vergelijkingsobjecten [adres 2] 105 te [woonplaats] en [adres 3] 70 en [adres 4] 58 te [D] .
Op 10 januari 2015 heeft [E] , taxateur bij [F] , in opdracht van belanghebbende, na een inpandige opname van de woning, een taxatierapport opgemaakt. Blijkens dit rapport is aan de woning een waarde toegekend van € 375.000. Dit taxatierapport bevat gegevens van de woning en van de vergelijkingsobjecten [adres 5] 72 te [woonplaats] en [adres 4] 58 te [D] .
De Heffingsambtenaar heeft in hoger beroep bij brief van 23 november 2015 onder meer een berekening overgelegd van de inhoud van de woning met als uitkomst dat de woning een inhoud van 945,84 m³ en de aanbouw een inhoud van 164,99 m³ heeft. Tevens heeft de Heffingsambtenaar een matrix overgelegd, waarin de waarde is onderbouwd met de referentieobjecten [adres 2] 105, [adres 3] 70, [adres 4] 58 en [adres 6] 155 te [D] en waarin de voor de onroerende zaak en elk van de referentieobjecten geldende grondstaffel is opgenomen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I Is de waarde van de onroerende zaak op een te hoog bedrag vastgesteld?;
II Had de Heffingsambtenaar aan het verzoek van de gemachtigde in de bezwaarfase om de grondstaffel te verstrekken, tegemoet moeten komen?
III Heeft de Rechtbank een te hoge proceskostenvergoeding toegekend?
Belanghebbende is van mening dat de vragen I en II bevestigend moeten worden beantwoord en vraag III ontkennend. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Partijen hebben hieraan ter zitting het volgende toegevoegd:
Belanghebbende:
Het incidenteel hoger beroep van de Heffingsambtenaar is te laat ingediend, zodat dit niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Heffingsambtenaar heeft niet verzocht om het
pro forma ingediende incidenteel hoger beroep te mogen motiveren en heeft de stukken naar mijn mening veel te laat ingediend. De Heffingsambtenaar heeft de inhoud onjuist berekend. Vanaf het begin beschikt de woning over een aanbouw en ik denk dat de totale lengte daarvan in aanmerking is genomen. Ik verwijs naar de kadastrale kaart. Ik dacht dat ik deze had meegezonden, maar kan deze nu niet vinden. De inhoud van [adres 4] 58 is 550 m³. Daarnaast beschikt dit pand over een deel met een inhoud van 680 m³, maar die is in gebruik bij de woning. De inhoud van deze woning is 1.230 m³ terwijl wordt gerekend met een inhoud van 550 m³. Voor mij is onduidelijk hoe de prijzen per m³ zijn gecorrigeerd. Er is ten aanzien van de inhoud van de woning geen rekening gehouden met het afnemend grensnut. Ik weet dat de waarde niet vergeleken kan worden met de waarde die is bepaald voor een eerdere peildatum, maar ik ben van mening dat in de opvolgende waardebepalingen wel een lijn te herkennen mag zijn. En die lijn ondersteunt mijn verhaal. Inmiddels heb ik de grondstaffel ontvangen, ik wil op dit punt verwijzen naar de uitspraak van het Hof in de zaak 15/00962. [adres 6] 155 heb ik opgenomen vanwege de grootte van het perceel. Wanneer ik het afnemend grensnut bereken zoals de gemeente dat ook doet, uitgaande van een gemiddelde prijs per m³ van € 240, dan kom ik uit op een prijs per m³ van € 176.
Ik heb in de beroepsfase geen toestemming verleend voor een inpandige opname, maar in de bezwaarfase wel. Er was wat irritatie, maar dat is nu voorbij.
De waarde wordt uitgaande van een prijs van € 176 per m³ € 486.994. Het is goed gebruik om af te ronden naar beneden, zodat de waarde in dat geval € 486.000 bedraagt.
Ik trek mijn grief dat de Rechtbank niet al mijn stellingen heeft behandeld, in.
Heffingsambtenaar:
Het incidenteel hoger beroep is ingesteld op 25 augustus 2015, dus tijdig. We hebben geprobeerd om in de beroepsfase een inpandige opname te verrichten, maar belanghebbende heeft dat niet toegestaan. Een inpandige opname wordt in de bezwaarfase alleen uitgevoerd wanneer de stellingen daarvoor aanleiding geven en in deze procedure bestond geen aanleiding voor een inpandige opname. Pas in beroep heeft belanghebbende stellingen aangevoerd die daarvoor aanleiding gaven. Belanghebbende heeft in de beroepsfase geen toestemming verleend voor inpandige opname.
In het kader van een procedure voor een later jaar is de taxateur wel binnen geweest met toestemming van belanghebbende. De deel van [adres 4] 58 is niet in gebruik als woonruimte. Gemeentetaxateur [B] heeft [adres 4] 58 bezocht in de beroepsfase. Uit de matrix blijkt dat wel degelijk rekening is gehouden met het afnemend grensnut. [adres 2] 105 heeft een inhoud groter dan 1000 m³ en een prijs per m³ van € 200. De staat van onderhoud en de voorzieningen van [adres 2] 105 zijn slechter, de bouwkundige kwaliteit is beter en qua inhoud is deze woning het best vergelijkbaar. Ik corrigeer de verschillen door een percentage toe te passen. Voor kwaliteit wordt een percentage van 7% aangehouden, voor onderhoud 5% en voor voorzieningen 10%. Je corrigeert eerst kwaliteit, dan onderhoud en dan voorzieningen. Eerst wordt naar het gemiddelde van 3 gecorrigeerd.
De berekening in de matrix betreft een formule waarbij uitgaande van een gemiddelde waarde per m³ kan worden berekend wat de waarde is van het te taxeren object, rekening houdend met het afnemend grensnut. Daarbij wordt uitgegaan van de gemiddelde inhoud van de objecten en de inhoud van de onroerende zaak. Wanneer in het onderhavige geval wordt uitgegaan van een uitkomst van € 176 per m³, dan moet de waarde worden gesteld op € 487.000 en dat is de beschikte waarde. Wat ons betreft kan daarom worden uitgegaan van € 176 per m³. Ik trek mijn grief dat voor de toekenning van een proceskostenvergoeding sprake is van samenhangende zaken, in.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Heffingsambtenaar en primair tot vermindering van de waarde tot € 375.000, subsidiair tot vermindering van de waarde tot € 431.000. De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar en subsidiair tot vermindering van de proceskostenvergoeding in de beroepsfase.