Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1628, 16/00089

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1628, 16/00089

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 april 2017
Datum publicatie
20 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:1628
Zaaknummer
16/00089

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is mede-eigenaar van 40,74 hectare bos in de gemeente Horst aan de Maas. Daartoe behoort onder meer 2,84 hectare bos gelegen in een van de kernen van de gemeente. Op de WOZ-beschikking met dagtekening 31 juli 2014 is de onroerende zaak aangeduid als: “[adres], [kad.gemeente] [nummer 1] [plaats 2] WOZ-waarde: € 27.000”. Blijkens het door de Heffingsambtenaar aan belanghebbende toegezonden taxatieverslag zijn onder deze aanduiding vijf kadastrale percelen in de waardering betrokken met een gezamenlijke oppervlakte van 28.440 m2.

I. Dienen de beschikking en aanslagen te worden vernietigd omdat de Heffingsambtenaar te laat uitspraak op bezwaar heeft gedaan?

II. Dienen de beschikking en aanslagen te worden vernietigd omdat op de beschikking niet de juiste aanduiding van de onroerende zaak is vermeld?

III. Dient de waarde van de onroerende zaak op nihil te worden gesteld omdat de cultuurgronduitzondering van toepassing is?

IV. Is de waarde van de onroerende zaak te hoog vastgesteld?

V. Dienen de aanslagen te worden vernietigd omdat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel?

Het Hof beantwoordt alle in geschil zijnde vragen ontkennend en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/00089

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 31 december 2015, nummer AWB 15/1667, in het geding tussen

belanghebbende,

en

De heffingsambtenaar van de gemeente Horst aan de Maas,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) aan belanghebbende gezonden beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak [adres] [kad.gemeente] [nummer 1] te [plaats 2] (hierna: de onroerende zaak) per de waardepeildatum 1 januari 2013 is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014, en de gelijktijdig aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelasting.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking in het kader van de Wet WOZ van 31 juli 2014 (hierna: de beschikking) de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 27.000. In het desbetreffende geschrift zijn ook de aanslagen in de onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: de aanslagen) bekendgemaakt. Na hiertegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 8 april 2015 de beschikking en de aanslagen gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 23 maart 2017 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [A] . Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van deze zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is mede-eigenaar van 40,74 hectare bos in de gemeente Horst aan de Maas. Daartoe behoort onder meer de te [plaats 2] gelegen onroerende zaak. Op de beschikking met dagtekening 31 juli 2014 is de onroerende zaak aangeduid als:

“ [adres] , [kad.gemeente] [nummer 1]

WOZ-waarde: € 27.000”.

2.2.

Blijkens het door de Heffingsambtenaar aan belanghebbende op diens verzoek toegezonden taxatieverslag zijn de volgende kadastrale percelen in de waardering betrokken:

kad. gemeente

sectie

perceelnr

letter

indexnr

toegekende opp

[kad.gemeente]

A

[nummer 1]

G

0

19500 m²

[kad.gemeente]

A

[nummer 2]

G

0

500 m²

[kad.gemeente]

A

[nummer 3]

G

0

300 m²

[kad.gemeente]

A

[nummer 4]

G

0

3740 m²

[kad.gemeente]

A

[nummer 5]

G

0

4400 m²

Tezamen hebben genoemde percelen een oppervlakte van 28.440 m².

2.3.

In het bezwaarschrift van 1 augustus 2014 stelt belanghebbende onder meer het volgende:

“(….)

Mijn dank voor de heden ontvangen stukken welke ik gevraagd heb in het telefoongesprek van 30 juli 2014. (….) De opgelegde aanslag spreekt over [adres] [kad.gemeente] [nummer 1] met een WOZ waarde van 27.000,- euro. Uit het opgevraagde taxatie verslag blijkt heel iets anders, wat ik in het telefoongesprek met de heer [B] reeds veronderstelde”.

2.4.

Ter onderbouwing van de door hem voorgestane waarde heeft de Heffingsambtenaar gewezen op zeven verkooptransacties van bosgrond die alle plaatsvonden binnen één jaar voor of na de waardepeildatum 1 januari 2013. Het betreft verkopen binnen de gemeente Horst aan de Maas en de grootte van de percelen varieert van 3.923 m² (verkocht voor

€ 4.500) tot 70.634 m² (verkocht voor € 69.000).

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Dienen de beschikking en aanslagen te worden vernietigd omdat de Heffingsambtenaar te laat uitspraak op bezwaar heeft gedaan?

II. Dienen de beschikking en aanslagen te worden vernietigd omdat op de beschikking niet de juiste aanduiding van de onroerende zaak is vermeld?

III. Dient de waarde van de onroerende zaak op nihil te worden gesteld omdat de cultuurgronduitzondering van toepassing is?

IV. Is de waarde van de onroerende zaak te hoog vastgesteld?

V. Dienen de aanslagen te worden vernietigd omdat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting hebben zij hun standpunten nader toegelicht.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Heffingsambtenaar en tot vernietiging van de beschikking en de aanslagen. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing