Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1629, 16/00038
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1629, 16/00038
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 13 april 2017
- Datum publicatie
- 20 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:1629
- Zaaknummer
- 16/00038
Inhoudsindicatie
Voor welke waarden moeten de recreatiewoning (belanghebbende: € 36.000 – Inspecteur 70.378) en de garage (belanghebbende € 15.000 – Inspecteur € 22.000) in box 3 in aanmerking worden genomen?
Uit de tekst van de wet en de parlementaire behandeling kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de Inspecteur bij de berekening van de rendementsgrondslag de waarde van de recreatiewoning terecht op de WOZ-waarde per de waardepeildatum 1 januari 2011 heeft gesteld. Tussen partijen is niet in geschil dat die waarde van € 114.000 moet worden verminderd met de waarde van de erfpachtcanon van € 43.622. De Inspecteur heeft de waarde in het economische verkeer van de garage terecht vastgesteld op € 22.000.
Het hoger beroep is ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/00038
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats 1] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 26 november 2015, nummer AWB 15/302, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna te noemen aanslag en belastingrentebeschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 met dagtekening 17 oktober 2014 de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 41.525 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.105, opgelegd. Tevens is bij beschikking een bedrag van € 10 aan belastingrente in rekening gebracht. De aanslag en de belastingrentebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur met dagtekening 24 december 2014 gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 23 maart 2017 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld door mevrouw [A] , als toehoorder, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende heeft bij notariële akte van levering van 1 november 2010 verkregen het recht van erfpacht op een perceel grond met daarop staande een recreatiewoning gelegen aan de [adres 1] 2 op [C] te [plaats 2] (hierna: de recreatiewoning). Het recht van erfpacht is bij de genoemde akte afgekocht voor de periode van 1 november 2010 tot en met 25 oktober 2033 voor een bedrag van € 59.000.
De waarde in de zin van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de WOZ-waarde) van de recreatiewoning is voor het tijdvak 2012 (per waardepeildatum 1 januari 2011) door de gemeente Baarle-Nassau bij WOZ-beschikking vastgesteld op € 114.000. Tegen deze WOZ-beschikking heeft belanghebbende geen bezwaar gemaakt.
Belanghebbende heeft, ter uitvoering van een koopovereenkomst van mei 2011, bij notariële akte van levering van 22 juni 2011 verkregen de eigendom van een garage en verdere aanhorigheden, staande en gelegen aan [adres 2] 153 te [postcode] [plaats 3] (hierna: de garage). De koopprijs voor de garage bedroeg € 22.500.
De WOZ-waarde van de garage is voor het tijdvak 2012 (per waardepeildatum 1 januari 2011) door de gemeente Tilburg bij WOZ-beschikking vastgesteld op € 22.000. Tegen deze WOZ-beschikking heeft belanghebbende geen bezwaar gemaakt.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 de recreatiewoning en de garage in aanmerking genomen als vermogensbestanddelen die behoren tot de rendementsgrondslag van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (hierna: box 3) en deze vermogensbestanddelen aangegeven naar een waarde van € 36.000 respectievelijk € 10.000.
Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur de waarde van de recreatiewoning verhoogd tot € 70.378, zijnde de WOZ-waarde ad € 114.000 verminderd met de waarde van de in mindering te brengen erfpachtcanon ad € 43.622, en de waarde van de garage verhoogd tot € 22.000.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag voor welke waarde de recreatiewoning en de garage in box 3 in aanmerking moeten worden genomen.
Belanghebbende is, in hoger beroep, van mening dat de recreatiewoning voor een waarde van € 36.000 en de garage voor een waarde van € 15.000 in box 3 in aanmerking moeten worden genomen. De Inspecteur bepleit een waarde van € 70.378 respectievelijk € 22.000.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Ter zitting hebben zij hieraan, zakelijk weergegeven, nog het volgende toegevoegd:
Belanghebbende:
Op de peildatum 1 januari 2011 kan de recreatiewoning feitelijk niet als een recreatiewoning worden aangemerkt; het was een bouwval, in verband met de verbouwing stonden alleen de muren nog overeind en zat er geen dak op. Het zou redelijk zijn als ik naar die toestand zou worden aangeslagen. De consequenties van de WOZ-waarde van de recreatiewoning voor box 3 heb ik mij niet gerealiseerd. Ik heb, mede gelet op de hoogte van de aanslag, geen bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde. Ik ben bij de gemeente Baarle-Nassau geweest en geïnformeerd naar de mogelijkheden van een ambtshalve vermindering, maar volgens de gemeente had dit geen zin. Ik heb géén schriftelijk verzoek tot ambtshalve vermindering van de WOZ-waarde van de recreatiewoning ingediend.
Ik heb in mei 2011 de garage in [plaats 3] gekocht voor € 22.500. Bij de aankoop heb ik een bouwkundig expert ingeschakeld; de door hem geconstateerde scheuren in de muren zouden volgens hem geen gevaar opleveren. De bouwkundig expert heeft niet geconstateerd dat een balk voor ondersteuning van het dak van de garage was aangetast door boktor. De scheuren en boktor zijn waardedrukkende factoren, waar ten onrechte geen rekening mee wordt gehouden. De WOZ-waarde van de garage is inmiddels verlaagd naar € 18.000, maar ik weet zo niet voor welk jaar deze verlaging is toegepast. De garage staat nu te koop voor € 18.000, maar het hoogste bod wat ik tot nu toe heb ontvangen is € 16.000.
De Inspecteur:
Voor de recreatiewoning moet ik de wet volgen; ik heb geen bevoegdheid om een andere waarde dan de WOZ-waarde als waarde in box 3 in aanmerking te nemen.
De garage is gekocht voor € 22.500 en heeft een WOZ-waarde van € 22.000; naar mijn oordeel bedraagt de waarde in het economische verkeer van de garage € 22.000.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.