Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1634, 16/00244
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-04-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1634, 16/00244
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 13 april 2017
- Datum publicatie
- 20 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:1634
- Zaaknummer
- 16/00244
Inhoudsindicatie
Dat voorafgaand aan het opleggen van de WOZ-beschikking geen inpandige opname heeft plaatsgevonden, hoewel tussen partijen overeengekomen, betekent niet dat de beschikking om die reden niet gegeven mocht worden. Het Hof verwerpt ook de overige grieven van belanghebbende en is van oordeel dat de Heffingsambtenaar de door hem verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/00244
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende]
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 4 maart 2016, nummer SHE 15/2046 in het geding tussen
belanghebbende,
en
De heffingsambtenaar van de gemeente Bergeijk,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te vermelden beschikking en aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking gegeven, waarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] 42 te [woonplaats] per de peildatum 1 januari 2014, voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 is vastgesteld op een bedrag van € 368.000. Tegelijkertijd is aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak een aanslag in de onroerendezaakbelasting over het jaar 2015 (hierna: de aanslag) opgelegd, welke aanslag in één geschrift is verenigd met de beschikking. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 3 maart 2017 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van mevrouw [A] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [B] .
De Heffingsambtenaar heeft ter zitting een machtiging overgelegd. Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een overzicht van de door hem gemaakte kosten overgelegd.
Het Hof heeft aan het einde van deze zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan [adres] 42 te [woonplaats] . Het betreft een vrijstaande woning met aangebouwde garage uit het bouwjaar 1990. De onroerende zaak heeft een perceeloppervlakte van circa 573 m², de inhoud van de woning is ongeveer 552 m³.
De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de waarde van € 368.000 gewezen op het taxatierapport van 17 september 2015, opgemaakt door mevrouw [C] , WOZ taxateur.
Ter zitting van het Hof van 3 oktober 2014 zijn partijen ter beslechting van procedures over voorgaande jaren tot een compromissoire oplossing gekomen. In het proces-verbaal van die zitting is onder meer het volgende vermeld:
“(….) Na een schorsing van de zitting geven partijen aan een compromissoire oplossing te hebben bereikt, inhoudende het volgende:
Voor wat betreft de onderhavige zaken (jaren 2008, 2009 en 2010) zal de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak alsnog verminderen met € 25.000 ten opzichte van de bij beschikking vastgestelde waarden. De daarmee corresponderende vermindering van de aanslagen onroerende zaakbelasting zal met rente worden terugbetaald.
Daarnaast hebben partijen afgesproken voormelde compromissoire regeling ook toe te passen voor de jaren 2011, 2012 en 2013 en zal belanghebbende eventuele bezwaar- en beroepschriften over deze jaren én over het jaar 2014, intrekken.
Voorts zijn zij met betrekking tot de door de Heffingsambtenaar aan belanghebbende te vergoeden proceskosten voor de procedures in hoger beroep overeengekomen dat dit bedrag op € 500 in totaal gesteld kan worden.
Het door de Heffingsambtenaar aan belanghebbende te vergoeden griffierecht voor de procedures in hoger beroep bedraagt € 118 in totaal.
De jaren 2008 tot en met 2014 zullen daarmee zijn afgehandeld.
Belanghebbende en zijn echtgenote formaliseren vervolgens de intrekking van de onderhavige zaken door op de voorbladen van de onderhavige dossiers hun handtekening te zetten met de vermelding “Ingetrokken d.d. 3 oktober 2014”.”.
Partijen zijn eenparig van mening dat de op 3 oktober 2014 bereikte compromissoire oplossing ook de afspraak behelsde dat, alvorens de WOZ-beschikking voor het tijdvak 2015 zou worden gegeven, een inpandige opname van belanghebbendes woning zou plaatsvinden.
De hiervoor bedoelde inpandige opname stond gepland op 6 februari 2015. Op verzoek van belanghebbende is deze afspraak geannuleerd omdat belanghebbende geen vertrouwen (meer) had in de onafhankelijkheid van de taxateur van het taxatiebureau [D] .
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de beschikking moet worden vernietigd omdat deze niet volgens de gemaakte afspraak tot stand is gekomen.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Ter zitting hebben zij hun standpunten nader toegelicht.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Heffingsambtenaar, tot vernietiging van de beschikking en de aanslag en tot sommatie van de gemeente tot een waardevaststelling door een onafhankelijke taxateur. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.