Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:182, 15/01430

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:182, 15/01430

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 januari 2017
Datum publicatie
23 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:182
Zaaknummer
15/01430
Relevante informatie
Experimentenwet BI-zones [Tekst geldig vanaf 01-01-2015] [Regeling ingetrokken per 2015-01-01] art. 1

Inhoudsindicatie

Na verwijzing HR 11 december 2015, nr. 14/03653, ECLI:NL:HR:2015:3492. Hoewel de doelomschrijving van de ingevolge art. 7 van de Experimentenwet opgerichte Stichting aanleiding geeft tot onduidelijkheid, leidt een zinvolle uitleg van de doelomschrijving het Hof tot het oordeel dat de statutaire doelstelling voldoet aan de in de Experimentenwet omschreven uitgangspunten. Gelet op hetgeen is overwogen in HR 11 december 2015, nr. 14/02510, ECLI:NL:HR:2015:3425, dienen de activiteiten van de Stichting, zoals onder meer die in de begroting vermeld onder ‘Evenementen’ en ‘Schoon heel en veilig’, mede een publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone en voldoen daarmee aan de eis van art. 1, lid 2 van de Experimentenwet. De BIZ-bijdrage heeft het karakter van een bestemmingsheffing, daarmee behoeft er in de relatie tot de belastingplichtige geen rechtstreekse tegenprestatie te zijn. Voorts blijkt uit de doelstelling van de Experimentenwet, waaronder het vergroten van de veiligheid en/of aantrekkelijkheid van de bedrijfsomgeving, van het profijt voor een advocatenkantoor als dat van belanghebbende. Belanghebbendes stellingen inzake beïnvloeding door de Gemeente op de besteding van gelden, de hoogte van de BIZ-heffing en de omvang van het BIZ-gebied zijn gelegen in het politieke domein en onttrokken aan het oordeel van de belastingrechter.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01430

Uitspraak op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Drenthe,

hierna: de Heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 25 april 2013, kenmerk AWB LEE 12/1276, in het geding tussen

[belanghebbende] te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna te noemen aanslag BIZ-bijdrage.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 29 februari 2012 voor het jaar 2012, met andere aanslagen en beschikkingen op één aanslagbiljet onder nummer [aanslagnummer] verenigd, een aanslag BIZ-bijdrage opgelegd ter zake van de onroerende zaak, plaatselijk bekend [adres 1] 6 te [woonplaats] (hierna: de aanslag BIZ-bijdrage), ten bedrage van € 500. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Heffingsambtenaar van 9 mei 2012 ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. Bij uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar, alsmede de aanslag BIZ-bijdrage vernietigd en vergoeding van proceskosten en griffierecht gelast.

1.3.

Tegen de uitspraak van de Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Bij zijn uitspraak van 17 juni 2014, nr. 13/00601, ECLI:NL:GHARL:2014:4800 (hierna: de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden), heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de uitspraak van de Rechtbank bevestigd en vergoeding van proceskosten gelast.

1.4.

De uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden is, op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Drenthe (hierna: het College), bij arrest van de Hoge Raad van 11 december 2015, nr. 14/03653, ECLI:NL:HR:2015:3492, BNB 2016/64 (hierna: het verwijzingsarrest), vernietigd en verwezen naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het verwijzingsarrest.

1.5.

Belanghebbende heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld door het Hof, bij brief van 15 januari 2016 een conclusie op het verwijzingsarrest ingediend. De Heffingsambtenaar is door het Hof in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het verwijzingsarrest en de conclusie van belanghebbende, hetgeen hij heeft gedaan bij conclusie van 10 februari 2016.

1.6.

Het onderzoek ter eerste zitting heeft plaatsgehad op 8 juli 2016 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen belanghebbende en de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heren [B] en [C] .

1.7.

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting direct na de opening daarvan geschorst vanwege de verschoning van een van de raadsheren in verband met de omstandigheid dat een van de vertegenwoordigers van de Heffingsambtenaar een bekende van hem is.

1.8.

Het onderzoek ter tweede zitting heeft plaatsgehad op 8 december 2016 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heren [B] en [C] .

1.9.

Het Hof heeft aan het einde van de tweede zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de tweede zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is ondernemer en oefent onder de naam [D] een advocatenpraktijk uit. Haar onderneming is gevestigd op het adres [adres 1] 6 te [woonplaats] .

2.2.

In het kader van de Experimentenwet bedrijven investeringszones, wet van 19 maart 2009, 31 430, Stb. 2009, nr 165 (hierna: Experimentenwet) heeft de Ondernemersvereniging ‘Hartje Drenthe’ (hierna: de Ondernemersvereniging) de gemeente Midden-Drenthe (hierna: de Gemeente) verzocht om een bedrijven investeringszone (hierna: de BI-zone of BIZ) in te stellen en een BIZ-heffing in te voeren voor het centrum van [woonplaats] (hierna: het BIZ-gebied). Op 25 november 2010 heeft de raad van de gemeente (hierna: de Raad) de ‘Verordening BI-zone centrum [woonplaats] 2011’ (hierna: de Verordening) vastgesteld.

De Verordening is op 8 december 2010 bekendgemaakt.

2.3.

In de Verordening is in artikel 3 bepaald dat onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ een directe belasting wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.

In artikel 4 van de Verordening is opgenomen dat de BIZ-bijdrage gedurende een periode van maximaal vijf jaren jaarlijks wordt geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen en van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken gebruiken. Aan de Verordening is een plattegrond gehecht waarin het aangewezen BIZ-gebied is gemarkeerd.

In de Verordening is vastgelegd dat de BIZ-bijdrage wordt geheven naar een vast bedrag van € 500 per onroerende zaak. Voorts is in de Verordening bepaald dat de ‘Stichting [E] ’ (hierna: de Stichting) wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de Experimentenwet.

2.4.

Op 1 november 2010 heeft de Ondernemersvereniging de Stichting opgericht. In de statuten van de Stichting (hierna: de Statuten) is in artikel 2, Doel en Middelen, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“1. De stichting heeft ten doel:

a. het oprichten van een bedrijveninvesteringszone (ook te noemen “BIZ”) als bedoeld

in de Experimentenwet BI-zones waarin de collectieve ambities van de ondernemers in het centrum van [woonplaats] door middel van een actieplan tot uitvoering gebracht kunnen worden;

het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste

zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.

2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door het sluiten van een overeenkomst(en) met de gemeente Midden-Drenthe, als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Experimentenwet BI-zones, en de uitvoering daarvan en voorts het beheren en bestemmen van de in de vorm van subsidie van een of meerdere overheidsinstelling(en) ontvangen bedragen.

3. Een actieplan omschrijft de te ontplooien activiteiten welke zijn gericht op de versterking van de economische positie van het centrum door de nadruk te leggen op het onderscheidend vermogen, de (boven)regionale bekendheid, de aantrekkingskracht, de kwaliteit van de openbare ruimte, de levendigheid en belevingswaarde en het kwalitatief versterken van het gedifferentieerde aanbod van het centrum van [woonplaats] .

4. (…)”

2.5.

De Gemeente heeft op 10 november 2010 met de Stichting de ‘Uitvoeringsovereenkomst BIZ 2011 t/m 2015’ (hierna: de Uitvoeringsovereenkomst) gesloten, waarin in artikel 4 is bepaald dat de door de gemeente verkregen BIZ-inkomsten in de vorm van een subsidie door het College aan de Stichting zullen worden verstrekt. In artikel 5, lid 1, van de Uitvoeringsovereenkomst is verder bepaald dat de Stichting met de verstrekte subsidie uitsluitend activiteiten financiert die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van het BIZ-gebied.

2.6.

Bij overeenkomst van 28 februari 2012 zijn partijen in verband met artikel 7, lid 3, van de Experimentenwet, ook wel aangeduid als afdwingbepaling, een aanvulling op de Uitvoeringsovereenkomst overeengekomen. Hierbij is vastgelegd dat de Stichting verplicht is de in artikel 5, lid 1, van de Uitvoeringsovereenkomst genoemde activiteiten uit te voeren en dat de subsidie aan de Stichting wordt verstrekt voor de uitvoering van deze activiteiten.

2.7.

In bijlage 2 bij de Uitvoeringsovereenkomst is de ‘Begroting Stichting [E] over de jaren 2011 tot en met 2015’ (hierna: de Begroting) opgenomen. Hierin zijn de inkomsten begroot op 80 x € 500 = € 40.000 voor het eerste jaar, een jaarlijkse verhoging van € 600 in elk volgend jaar en een rentebate van € 50 in 2012, die in de jaren daarop telkens met € 50 toeneemt. Met betrekking tot de uitgaven is, beperkt, tot de jaren 2011 en 2012, verkort weergegeven, het volgende vermeld:

Uitgaven 2011 2012

Evenementen

Zomer- en lenteactiviteiten, Koninginnedag, Midzomernacht,

Jaarmarkt, Eindejaars- en overige activiteiten € 26.500 € 27.710

Gemeentelijk Beleid

Vergader- en uitvoeringskosten € 500 € 500

Schoon heel en veilig

Decemberverlichting/aankleding centrum € 5.000 € 5.000

Schoonmaak € 500 € 500

Banieren € 500 € 500

AED € 1.000 € 1.000

Exploitatie stichting

Bestuursondersteuning en financiële verantwoording € 500 € 1.200

Oprichtingskosten € 1.000 € 0

Onvoorziene kosten/reservering € 4.500 € 4.240

Totaal uitgaven (inclusief reservering) € 40.000 € 40.650

Totaal inkomsten € 40.000 € 40.650

2.8.

In de toelichting op de Begroting is, voor zover van belang, opgenomen:

“In de begroting is rekening gehouden met 80 bijdrageplichtige ondernemers en met de navolgende kosten.

1. Een professionele promotie van het centrum door het organiseren van evenementen in nauwe samenwerking met [woonplaats] Promotie;

Begroting 1e jaar: € 26.500 oplopend naar € 32.980 in het 5e jaar. (…)

2. Het maken van goede afspraken met de Gemeente over beleid wat de ondernemers in het centrum direct aangaat, zoals een goede bereikbaarheid, voldoende parkeerplaatsen, een aantrekkelijk terrassenbeleid, versterking van het winkelaanbod enz. Dit alles in nauw overleg met de ondernemersvereniging Hartje Drenthe.

Begroting per jaar: € 500

3. Het aanpakken van concrete knelpunten en het samen met de gemeente zorgdragen voor een schoon, veilig een aantrekkelijk centrum.

Begroting 1e tot en met 3e jaar: € 7.000, waarin rekening is gehouden met de aanschaf/ huurkoop van nieuwe feestverlichting in het centrum. Nadat de feestverlichting is afbetaald valt een deel van de begroting vrij ten gunste van de evenementen.

4. Exploitatie stichting, bestuurskosten, oprichtingskosten en onvoorziene kosten, alsmede reservering voor toekomstige uitgaven.

Begroting per jaar (…) circa € 5.000 oplopend naar circa € 6.000 in het 5e jaar”.

2.9.

Tot de stukken behoort de ‘Begroting Activiteitenplan BIZ 2012’ van de Stichting (hierna: het Activiteitenplan), welke de volgende activiteiten en de daarmee begrote kosten omvat:

Activiteiten op bepaalde data tussen 31 maart 2012 en december 2012

Palm Pasen € 250

Klant is koning vrijdagavond € 1.000

Moederdagactie/brunch verloting € 1.000

Midzomernacht/Vaderdagactie € 4.500

Zomermarkten met kramen en muziek ( [adres 2] ) € 7.500

Fietsvierdaagse € 200

Oldtimers € 2.000

Bourgondisch [woonplaats] met als thema Italië € 2.500

Shanty Festival € 1.000

Ummekeer € 3.950

Sinterklaas intocht € 4.000

Kerstmarkt € 4.000

Extra vermaak tijdens koopavonden (in december) € 2.000

Activiteiten gedurende het gehele jaar 2012

PR alle activiteiten € 2.500

Verlichting centrum afschrijving 5 jaar € 9.138

AED € 1.000

Schoonmaak centrum € 2.500

Diversen € 3.000

Vergunningen activiteiten € 100

Buma/sena € 1.000

Totaal € 53.138.

Hierbij zijn als uitgangspunten vermeld:

“- Alle bedragen in de begroting zijn excl. btw.

- Vegen na Koninginnedag, Midzomernacht, Ummekeer, Kerstmarkt, intocht Sinterklaas.”

2.10.

Belanghebbende was op 1 januari 2012 gebruiker van de onroerende zaak [adres 1] 6 te [woonplaats] . Deze onroerende zaak is gelegen in het BIZ-gebied waarbinnen ingevolge de Verordening een BIZ-bijdrage ten bedrage van € 500 wordt geheven.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of aan belanghebbende terecht een aanslag BIZ-bijdrage is opgelegd, in die zin of de Verordening jegens belanghebbende verbindend is.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter tweede zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep.

4 Gronden

5 Beslissing