Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1914, 16/00088
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1914, 16/00088
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 4 mei 2017
- Datum publicatie
- 22 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:1914
- Zaaknummer
- 16/00088
Inhoudsindicatie
Leges bouwvergunning. Uitleg legessanctie van artikel 3.1, lid 4, van de Wet op de ruimtelijke ordening. Het Hof is van oordeel dat uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de term "rechten ter zake van ( ... ) door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan" in artikel 3.1, lid 4, van de Wro ruim moet worden uitgelegd. Dat past ook bij de bedoeling van de wet: het inbouwen van een financiële prikkel op het actief naleven van de actualiseringsverplichting. Onder de hiervoor bedoelde term vallen blijkens de letterlijke tekst van de toelichting ook de leges ter zake van bouwactiviteiten. Op grond van artikel 2.3.1.1 van de Tarieventabel wordt één totaalbedrag aan leges geheven indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit en een andere aanvraag dan een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit is in het onderhavige geval niet ingediend. Voor zover de Heffingsambtenaar stelt dat in het kader van de aanvraag ook andere – legesplichtige - werkzaamheden zijn verricht die niet samenhangen met het bestemmingsplan, zijn deze werkzaamheden naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk gemaakt. Het Hof verklaart het hoger beroep van de Heffingsambtenaar ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/00088
Uitspraak op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW),
hierna: de Heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 31 december 2015, nummer AWB 15/1810 in het geding tussen
[belanghebbende] B.V. (als rechtsopvolger van [A] B.V.),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna vermelde legesaanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is op 13 februari 2015 een legesaanslag opgelegd inzake het realiseren van een riolering en bergbezinkbassin met overstortleiding op de locatie [B] , nabij de [adres] te [C] , naar een bedrag van € 54.960 (hierna: de aanslag). Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de aanslag verminderd naar een bedrag van € 28.622,50.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de aanslag vernietigd en gelast dat de Heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 331 aan belanghebbende vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 30 maart 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [D] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heren [E] , [F] en [G] en mevrouw [H] .
Partijen hebben te dezer zitting een machtiging overgelegd. De Heffingsambtenaar heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende heeft op [datum] 2014 een aanvraag ingediend voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een riolering en bergbezinkbassin met overstortleiding op de locatie [B] , nabij de [adres] te [C] (hierna: de locatie). De aanvraag ziet op het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, hierna: Wabo) en het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo). Bij besluit van 10 februari 2015 is aan belanghebbende de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
Bij besluit van 13 februari 2015 heeft de Heffingsambtenaar aan belanghebbende voor het in behandeling nemen van voormelde aanvraag van [datum] 2014 de aanslag opgelegd ten bedrage van in totaal € 54.960. Deze aanslag bestaat uit een bedrag van € 27.085 (met als toelichting ‘2.3.1.1-vast/bouwactiviteit’) en een bedrag van € 27.875 (met als toelichting ‘2.3.1.1-variabel/bouwactiviteit’).
Naar aanleiding van het ingediende bezwaarschrift is de aanslag verminderd in verband met een aanpassing van het bedrag aan bouwkosten. De bouwkosten bedragen € 1.061.345. De aanslag is verminderd naar een bedrag van € 28.622,50.
De Verordening op de heffing en de invordering van leges 2014 (hierna: de Verordening) van de Gemeente Heerlen, luidt voor zover hier van belang als volgt:
“Artikel 2
Belastbaar feit
Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
(...)
een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 3
Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst (...).
(...)
Artikel 5
Maatstaven van heffing en tarieven
1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
(...)
3. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
(...)”.
In de bij de Verordening behorende Tarieventabel is voor zover van belang het volgende vermeld:
“Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
(...)
2.1.1.2 Bouwkosten:
De bouwkosten (exclusief btw) op basis waarvan de leges worden vastgesteld, worden berekend op basis van de “Tabel standaard bouwkosten” (zie bijlage). (...) Indien de “Tabel standaard bouwkosten” niet voorziet in het type bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd, worden de bouwkosten op basis waarvan de leges worden vastgesteld, berekend met gebruikmaking van de meest recente uitgave “Taxatieboekjes (Her)bouwkosten”, zoals die worden uitgegeven door Sdu Uitgevers.
(...)
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.
Bouwactiviteiten
2.3.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:
(...)
2.3.1.1.6 indien de bouwkosten meer dan € 1.000.000,00 maar niet meer dan € 2.500.000,00 bedragen € 27.085,00
2.3.1.1.6a vermeerderd met: € 12,50
voor elke € 500,00 bouwkosten of gedeelte daarvan voor zover de bouwkosten meer dan € 1.000.000,00 bedragen
(...)
2.3.1.2 Toets ruimtelijke ordening
Voor een afzonderlijk verzoek voor het uitvoeren van een toets ruimtelijke ordening (inclusief een advies betreffende de haalbaarheid indien er sprake is van een planologisch strijdig gebruik) bedraagt het tarief: € 62,80
vermeerderd met: € 0,80
voor elke € 500,00 bouwkosten of gedeelte daarvan.
(...)
Dit artikel is ook van toepassing voor de berekening (vermindering) van leges indien artikel 3.2 lid 4 Wet ruimtelijke ordening aan de orde is.
(...)”.
Voor de locatie gold tot 1 juli 2013 een plan in hoofdzaken. Dit is een bestemmingsplan op hoofdlijnen. Per 1 juli 2013 is dit plan in hoofdzaken komen te vervallen zonder dat er een regulier bestemmingsplan is vastgesteld.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Wordt de Heffingsambtenaar op grond van artikel 3.1, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) belemmerd om leges te heffen ter zake van de verstrekte diensten?
II. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: dient de aanslag te worden vernietigd omdat de in de Tarieventabel genoemde ‘Taxatieboekjes (Her)bouwkosten’ van Sdu Uitgevers niet op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt dan wel ter inzage zijn gelegd?
Belanghebbende is van mening dat beide vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. De Heffingsambtenaar is subsidiair van mening dat de aanslag moet worden verminderd naar een bedrag van € 26.924,10.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, primair tot ongegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep en subsidiair tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag naar een bedrag van € 26.924,10.