Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1926, 15/01432

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1926, 15/01432

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
4 mei 2017
Datum publicatie
22 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:1926
Zaaknummer
15/01432

Inhoudsindicatie

WOZ waarde NSW-landgoed. Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar voor het onderhavige jaar, 2014, niet gebonden is aan een voor eerdere jaren gesloten compromis over de instandhoudingsfactor. De instandhoudingsfactor is door de Heffingsambtenaar terecht op 0,92 vastgesteld. Belanghebbende heeft geen inzicht gegeven in de feitelijke staat van onderhoud en heeft evenmin een inpandige opname toegelaten.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01432

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 6 november 2015, nummer SHE 14/3158, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Oost-Brabant,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna te melden beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) met dagtekening 31 mei 2014 (hierna: de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] 1 te [woonplaats] , per waardepeildatum 1 januari 2013 voor het belastingjaar 2014 vastgesteld op € 462.000. Tegelijkertijd is aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak een aanslag (hierna: de aanslag) met aanslagnummer [aanslagnummer] in de onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) over het jaar 2014 opgelegd, welke aanslag met de beschikking in één geschrift is verenigd. Na tegen voormelde beschikking gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar, bij uitspraak van 4 augustus 2014, de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is van belanghebbende geen griffierecht geheven.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 24 oktober 2016 te ’s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [C] en de heer [B] , taxateur.

1.5.

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat teneinde partijen gelegenheid te geven tot overleg over een eventuele inpandige opname.

1.6.

Partijen hebben vervolgens het Hof bericht dat zij niet tot overeenstemming zijn gekomen omtrent een inpandige opname.

1.7.

Met toestemming van partijen heeft het Hof bepaald dat de nadere zitting achterwege blijft. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.8.

Wegens het defungeren van mr. [--] .J. van Muijen heeft het Hof het onderzoek heropend en is aan de Kamer toegevoegd mr. A.J. Kromhout. Partijen hebben desgevraagd meegedeeld geen behoefte te hebben aan een nieuwe zitting. Het Hof heeft daarop het onderzoek wederom gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is gezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft het recht van gebruik en genot krachtens eigendom van de onroerende zaak [adres 1] 1 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak). Tot de onroerende zaak behoren de percelen kadastraal bekend als gemeente [woonplaats] , sectie […] , letter [--] , perceelnummers [nummer 1] (43.260 m²) [nummer 2] (2.630 m²) en [nummer 3] (6.800 m²). Verder behoren tot de onroerende zaak een woonboerderij met berging/schuur (bakhuisje), Vlaamse schuur, veldschuur en schuur. De woonboerderij, het bakhuisje en de veldschuur dateren uit het jaar 1867, de Vlaamse schuur uit het jaar 2007. De woonboerderij/woning heeft een inhoud van 1.338 m³, het bakhuisje van 34 m³ en de Vlaamse schuur van 748 m³. De onroerende zaak is gelegen in het buitengebied [woonplaats] -West, op een perceel van ongeveer 53.000 m². Dit perceel omvat 5.000 m² grond bij de woning, waarvan 500 m² bebouwd, 22.000 m² donkergroen bos en 26.000 m² natuurterrein. De onroerende zaak maakt onderdeel uit van het [A] te [woonplaats] .

2.2.

De onroerende zaak is door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangemerkt als een landgoed als bedoeld in artikel 1 van de Natuurschoonwet 1928 (hierna: de NSW). Het object staat onder nummer [nummer 4] gerangschikt als NSW-object. De woonboerderij, het bakhuisje en één van de schuren zijn aangewezen als monument in de zin van de Monumentenwet 1988.

2.3.

In de beroepsfase heeft de heer [D] , taxateur, (hierna: de taxateur) in opdracht van de Heffingsambtenaar, een taxatierapport (hierna: het taxatierapport) opgemaakt. In het taxatierapport, opgemaakt op [datum] 2014, wordt de waarde in het economische verkeer per waardepeildatum 1 januari 2013 (inclusief gronden) vastgesteld op € 729.000 en de bestemmingswaarde op € 510.000. In het taxatierapport is de volgende berekening opgenomen:

Belanghebbende heeft de taxateur ter onderbouwing van de taxatie geen toestemming gegeven voor inpandige opname. De taxateur heeft in het taxatierapport aangegeven dat het object vanaf de straat is beoordeeld. Voorts heeft hij aangegeven dat de (in het taxatierapport opgenomen) foto van het object van december 2008 is en dat de huidige beplanting vanaf de straatzijde onvoldoende zicht op de woning biedt voor een representatieve foto.

2.4.

Het taxatierapport bevat gegevens van de onroerende zaak, alsmede telkens één foto en gegevens van de referentieobjecten [adres 2] 16 te [E] , [adres 3] 2 te [woonplaats] , [adres 4] 1 te [F] en [adres 5] 28 te [F] . Bij het taxatierapport is een matrix gevoegd waarin voor de waardebepaling van de onroerende zaak en de referentieobjecten relevante gegevens zijn opgenomen.

2.5.

In een e-mailbericht van 17 maart 2009 aan de gemeente [woonplaats] heeft belanghebbende – voor zover hier van belang – geschreven:

“(…)

Indien tot een oplossing kan worden gekomen, kunnen beide partijen veel tijd en kosten sparen en komt er duidelijkheid voor een langere termijn.

Zoals ik u reeds telefonisch liet weten, zijn wij bereid een schikking in overweging te nemen. Intussen wil ik de gemeente [woonplaats] daartoe zelfs het navolgende voorstel doen.

1. De oorspronkelijke aanslag voor 2008 ad € 188.000,00 blijft in stand, omdat wij die fout niet hadden kunnen herkennen.

2. In ruil daarvoor zijn wij bereid om voor de aanslagen WOZ van na 2008 te aanvaarden, dat de grond onder de gebouwde eigendommen overeenkomstig de onlangs aan ons toegezonden Taxatiewijzer in de waardering wordt meegenomen.

3. De procedure zal door ons worden ingetrokken.

4. De gemeente betaalt de proceskostenvergoeding volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt ad € 322,00 + € 39,00 griffierecht =) € 361,00.

5. Wij doen afstand van bezwaar (en beroep) tegen de aanslag WOZ 2009.”.

2.6.

De Heffingsambtenaar heeft daarop, bij geschrift met dagtekening 25 maart 2009, als volgt gereageerd:

“(…)

Op 24 maart 2009 is telefonisch het volgende overeengekomen:

1. de waarde van uw object [adres 1] t te [woonplaats] zal gecorrigeerd worden naar € 188.000 voor het tijdvak 2008;

2. het teveel betaalde rioolaansluitrecht van € 175,00 zal worden terugbetaald

3. de gemeente zal het griffierecht van € 39,00 vergoeden;

4. verder vind er geen kostenvergoeding plaats;

5. u gaat akkoord met de waardering ondergrond conform de aan u toegezonden taxatiewijzer;

6. u ziet af van bezwaar en beroep inzake de waarde voor het tijdvak 2009;

Ik verzoek u binnen 14 dagen na datum verzending de in drievoud bijgevoegde overeenkomst te ondertekenen (…).”.

De overeenkomst luidt als volgt:

“ [woonplaats] , 25 maart 2009

Betreft

bevestiging fiscaal compromis inzake object [adres 1] 1 te [woonplaats] cq intrekking van het beroepschrift met kenmerk 09 / 274 WOZ V35 BB, ingediend door R.C.A.J. Beks te [woonplaats] .

Hierbij bevestigen wij het fiscaal compromis inzake de WOZ waarde van het object [adres 1] 1 te [woonplaats] met betrekking tot de WOZ-beschikking en opgelegde aanslagen. Belanghebbende gaat akkoord met de intrekking van zijn beroepschrift.

Dit fiscaal compromis behelst:

1. de waarde van het object [adres 1] 1 te [woonplaats] zal gecorrigeerd worden naar € 188.000 voor het tijdvak 2008;

2. het teveel betaalde rioolaansluitrecht van € 175,00 zal worden terugbetaald

3. de gemeente zal het griffierecht van € 39,00 vergoeden;

4. er vind geen verdere kostenvergoeding plaats;

5. reclamant gaat akkoord met de waardering ondergrond conform de aan hem toegezonden

taxatiewijzer;

6. reclamant ziet af van bezwaar en beroep inzake de waarde voor het tijdvak 2009;”

De overeenkomst is getekend door belanghebbende en de Heffingsambtenaar van de gemeente [woonplaats] .

2.7.

Bij de bepaling van de WOZ-waarde voor de tijdvakken vanaf 2009 tot 2014 heeft de Heffingsambtenaar telkens een instandhoudingsfactor van 0,624 in aanmerking genomen, als gevolg waarvan de waardedruk 37,6% bedroeg. Voor het onderhavige jaar 2014 is blijkens het taxatierapport een instandhoudingsfactor voor de ‘Onderdelen woning’ van 0,92 in aanmerking genomen.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is de Heffingsambtenaar ten onrechte voorbij gegaan aan het fiscaal compromis van 25 maart 2009?;

II. Is de waarde van de onroerende zaak op een te hoog bedrag vastgesteld?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof uitdrukkelijk verklaard dat hij geen grieven heeft tegen de getaxeerde waarde in het economische verkeer.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Heffingsambtenaar en vermindering van de WOZ-waarde tot € 348.564. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing