Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2216, 16/03822

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2216, 16/03822

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 mei 2017
Datum publicatie
13 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:2216
Zaaknummer
16/03822
Relevante informatie
Paspoortwet [Tekst geldig vanaf 02-08-2021 tot 01-10-2023] art. 7

Inhoudsindicatie

Artikel 7, lid 2, van de Paspoortwet. Heffing rechten ter zake van de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart op grond van de Paspoortwet. Niet vereist is dat de werkzaamheden ten behoeve van de aanvraag rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03822

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 30 september 2016, nummer AWB 15/590, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Maasgouw,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de navolgende rechten.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij schriftelijke kennisgeving is van belanghebbende een bedrag aan rechten geheven van € 53,05 ter zake van de aanvraag tot afgifte van een Nederlandse identiteitskaart (hierna ook: de aanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de voormelde aanslag een bezwaarschrift ingediend.

1.3

De Heffingsambtenaar heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is van de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, doch de Heffingsambtenaar gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.

1.5.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 6 april 2017 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens de Heffingsambtenaar, de heer [A] en mevrouw [B] . Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

Ter dezer zitting zijn gezamenlijk behandeld de hoger beroepzaken met de kenmerken 16/03821 en 16/03822.

1.7.

Aan het einde van de zitting is het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft een aanvraag gedaan tot het verkrijgen van een Nederlandse identiteitskaart (hierna: de ID-kaart).

2.2.

Ingevolge onderdeel 1.2.5.1 van de tarieventabel bij de Verordening op de heffing en de invordering van leges Maasgouw 2014, incl. eerste wijziging, van 13 februari 2014 (hierna: de Legesverordening), bedraagt het tarief voor het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is € 52,95. De Heffingsambtenaar heeft ter zake van voormelde aanvraag met toepassing van voormelde bepaling bij schriftelijke kennisgeving van 14 maart 2014 een bedrag van € 52,95 aan rechten geheven.

2.3.

De Legesverordening voorziet in een heffing van rechten ter zake van door of namens de gemeente verrichte diensten ten behoeve van de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart. De Legesverordening berust op de Paspoortwet (tekst 2015).

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen.

3.1.

In geschil is of de aanslag terecht is opgelegd, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Heffingsambtenaar bevestigend wordt beantwoord.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat ter zake van de verstrekking van een ID-kaart niet voldaan is aan het vereiste dat sprake is van werkzaamheden die rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang, zodat de aanslag niet kan worden opgelegd.

De Heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat heffing van rechten bij de verstrekking van een ID-kaart is gebaseerd op de gedachte van een passende en rechtvaardige manier van kostenverdeling, het voorkomen van een aanzienlijke stijging van de kosten voor de gemeente zonder daar inkomsten tegenover staan, en omdat de identiteitskaart wordt verstrekt ten behoeve van de aanvrager.

3.3.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank – behoudens voor zover het de beslissing omtrent het griffierecht betreft , de uitspraak op bezwaar en de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing