Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2221, 15/00509, 15/00510 en 15/00511

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2221, 15/00509, 15/00510 en 15/00511

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 mei 2017
Datum publicatie
3 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:2221
Zaaknummer
15/00509, 15/00510 en 15/00511

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is wel uitgenodigd tot het doen van aangifte, maar niet aangemaand. Geen omkering ven verzwaring van de bewijslast, zie HR 14 april 2017, 16/05276, ECLI:NL:HR:2017:675. Voor de jaren 2005 en 2006 maakt de Inspecteur de correcties niet volgens de normale regels van stelplicht en bewijslast aannemelijk.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00509, 15/00510 en 15/00511

Uitspraak op de hoger beroepen van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 6 februari 2015, nummers AWB 13/6506, AWB 13/6507 en AWB 13/6508 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna te vermelden aanslagen en beschikkingen heffingsrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 4 juli 2008 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Het betreft de volgende aanslagen en beschikkingen:

Belasting-

Soort

Jaar

Aanslag-

nummer

[aanslagnummer]

Kenmerk

Hof

Belastbaar inkomen uit werk en woning

Heffingsrente

IB/PVV

2005

H56

15/00509

40.000

1.413

IB/PVV

2006

H66

15/00510

40.000

1.159

IB/PVV

2007

H76

15/00511

40.000

621

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken van 19 oktober 2013 de aanslagen verminderd tot aanslagen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.494 (2005), € 25.817 (2006) en € 20.766 (2007) en de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank in de zaak met kenmerk AWB 13/6506 van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44.

De Rechtbank heeft de beroepen inzake de aanslagen IB/PVV 2005 en 2007 ongegrond verklaard. Het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2006 is door de Rechtbank gegrond verklaard, de aanslag is verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.817, de beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd en de Rechtbank heeft teruggave van het griffierecht gelast en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 974.

1.4.

Tegen deze uitspraken heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende in de zaak met kenmerk 15/00509 een griffierecht geheven van € 123.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 17 november 2016 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens de Inspecteur, de heer [A] , de heer [B] en mevrouw [C] . Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

1.6.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst.

1.7.

De nadere zitting heeft plaatsgehad op 30 maart 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde, de heer [D] , advocaat te [E] , en, namens de Inspecteur, de heer [A] en de heer [B] .

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende woont samen met zijn partner mevrouw [de vrouw] en hun vier kinderen. De kinderen zijn geboren in 2003, 2005, 2009 en 2010.

2.2.

In de onderhavige jaren genoot belanghebbende een bijstandsuitkering van € 6.794 (2005), € 8.877 (2006) en € 8.266 (2007). Belanghebbende had in deze jaren de beschikking over een auto, in 2005 betrof dat een Volkswagen en in 2006 en 2007 betrof het ieder jaar een auto van het merk BMW. Deze auto’s stonden niet op naam van belanghebbende. Uit de afschriften van de bank blijkt dat belanghebbende de verzekeringspremies van de auto’s betaalde aan Centraal Beheer Achmea. Belanghebbende was verzekeringsnemer van de autoverzekering.

2.3.

Aan belanghebbende zijn voor de onderhavige jaren aangiftebiljetten uitgereikt tot het doen van aangifte IB/PVV. Op de aangiftebiljetten 2006 en 2007 staat als uitreikdatum 16 april 2008 vermeld en als datum waarop de aangifte uiterlijk bij de Belastingdienst binnen moet zijn, staat vermeld 1 juni 2008. Op het aangiftebiljet voor 2005 ontbreken uitreikdatum en datum van uiterlijke indiening. Belanghebbende heeft de aangiften voor de jaren 2005, 2006 en 2007 ingediend op 31 juli 2008.

2.4.

De Inspecteur heeft ambtshalve de aanslagen IB/PVV met dagtekening 4 juli 2008 vastgesteld naar een geschat belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.000. Daartegen heeft belanghebbende pro forma bezwaar gemaakt. De door belanghebbende op 31 juli 2008 ingediende aangiften zijn door de Inspecteur aangemerkt als motivering van het bezwaar.

2.5.

Bij uitspraken op bezwaar is het belastbare inkomen uit werk en woning verlaagd tot

de bedragen als genoemd onder 1.2.

De Inspecteur heeft dat inkomen als volgt berekend:

Voor het jaar 2005:

- Uitkering volgens aangifte € 6.794

- Bij: Levensonderhoud gezin € 7.200

- Bij: Aankoop auto € 8.500

Totaal inkomen € 22.494

Voor het jaar 2006:

- Uitkering volgens aangifte € 8.877

- Bij: Levensonderhoud gezin € 5.940

- Bij: Aankoop auto € 11.000

Totaal inkomen € 25.817

Voor het jaar 2007:

- Uitkering volgens aangifte € 8.266

- Bij: Levensonderhoud gezin € 3.600

- Bij: Aankoop auto € 8.900

Totaal inkomen € 20.766

De Inspecteur heeft op basis van de bankafschriften van rekeningnummer [rekeningnummer] het uitgavenpatroon van belanghebbende beoordeeld. Voor het bedrag van levensonderhoud heeft de Inspecteur gebruik gemaakt van de Nibud-rekenmodellen. Volgens de Inspecteur kwam het gezin volgens de Nibud-rekenmodellen per maand een bedrag te kort. Tevens is de Inspecteur er in zijn berekeningen van uitgegaan dat belanghebbende de auto’s in de onderhavige jaren heeft aangeschaft en dat die aanschaf alleen maar betaald kan zijn uit verzwegen inkomen. Voor de berekening van de aanschafwaarden heeft hij de ouderdom van de auto’s in aanmerking genomen en afschrijvingsbedragen volgens de ANWB gehanteerd.

2.6.

De Rechtbank heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning over 2006 verminderd in verband met de geschatte opbrengst van € 5.000 van de in 2006 ingeruilde Volkswagen.

2.7.

De partner van belanghebbende beschikte in de onderhavige jaren over een bankrekening waarop de kinderbijslag werd gestort.

2.8.

Tot de gedingstukken in de zaak met hofkenmerk 15/00511 behoren:

A) een Proces-Verbaal van verhoor van getuige [F] van [datum 1] 2009 waarin onder meer het volgende is opgenomen (pag. 6):

“O[pmerking]: Als ik een berekening maak van het aantal ritten dat u in opdracht van [belanghebbende] en (….) naar Duitsland heeft [gemaakt] kom ik uit op ongeveer 14 weken. Periode van ergens in oktober tot tijdstip van aanhouding [datum 6] 2008. In uw verklaring deelde U mede dat U minimaal 3x per week in opdracht van [belanghebbende] en (…) naar Duitsland reed met verdovende middelen, dan kom ik op gemiddeld 42 transporten uit. U verklaarde gemiddeld tussen de 2 en 5 kilo te vervoeren doch nooit minder dan 2 kilo. Uitgaande van een gemiddelde van 3 kilogram. Kom ik uit op 42 x 3 = 126 kilogram weed. Een korte berekening als de prijs van een kilo weed [€] 3500 per kilo is, dan kom ik op een totaal bedrag van 126 x 3500 = [€] 441000,-.

V[raag]: Is dit een reele weergave van het financiele plaatje dat door [belanghebbende] en (…) is verkregen?

A[ntwoord]: Ik kan U verklaren dat dit een reeel financieel plaatje is dat U heeft weergegeven.”.

B) Een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal relaas van hoofdagent [G] van [datum 2] 2009 waarin is vermeld dat belanghebbende op [datum 3] 2007 met twee anderen te [H] is aangehouden en in de auto waarin zij zaten 4 kilo wiet is aangetroffen.

C) Een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van verhoor van belanghebbende als verdachte van [datum 4] 2009 waarin belanghebbende heeft verklaard dat hij één keer 4 kilogram wiet heeft gekocht op de dag van de aanhouding bij [J] en dat hij de wiet op de pof mee kreeg.

D) Een afschrift van het vonnis van het Landgericht Trier van [datum 5] 2013 waaruit blijkt (pagina 7) dat de Duitse rechter voor de winstberekening is uitgegaan van 24 transporten in de periode tussen [datum 3] 2007 en [datum 6] 2008, van telkens 2 kilo à € 200 = € 9.600.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslagen IB/PVV 2005, 2006 en 2007 naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vraag of de onderhavige aanslagen terecht met omkering en verzwaring van de bewijslast zijn opgelegd omdat belanghebbende telkens de vereiste aangifte niet heeft gedaan en of sprake is van een redelijke schatting.

Belanghebbende is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter nadere zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de hoger beroepen, tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en tot vermindering van de aanslagen tot aanslagen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.794 (2005), € 8.877 (2006) en € 8.266 (2007). De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de hoger beroepen.

4 Gronden

5 Beslissing