Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2500, 15/01369
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2500, 15/01369
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 2 juni 2017
- Datum publicatie
- 6 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:2500
- Zaaknummer
- 15/01369
Inhoudsindicatie
WOZ. Belanghebbende is tijdens de zitting in eerste aanleg akkoord gegaan met de door de Heffingsambtenaar verdedigde inhoudsmaat van de aanbouw. Het is in strijd met een goede procesorde om daarop in hoger beroep terug te komen. Referentiepanden zijn te ver van de peildatum (respectievelijk 22 maanden na en 30 maanden voor de waardepeildatum) verkocht . Heffingsambtenaar maakt niet aannemelijk dat met verkeersoverlast en scheurvorming in voldoende mate rekening is gehouden.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/01369
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 30 oktober 2015, nummer AWB 15/733 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Gemeente 's-Hertogenbosch
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te melden beschikking en aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking gegeven waarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] 59 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per de waardepeildatum 1 januari 2013 (hierna: de peildatum) is vastgesteld op € 407.000 voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 (hierna: de beschikking). De beschikking is in één geschrift vervat met de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2014 (hierna: de aanslag ozb). Na tegen de beschikking en de aanslag gemaakt bezwaar zijn , bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Heffingsambtenaar, de waarde verlaagd naar € 371.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.
1.2.Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 3 februari 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde de heer [A] , advocaat te [B] , en namens de Heffingsambtenaar, [C] , bijgestaan door de heer [D] , taxateur.
Belanghebbende heeft op deze zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een twee-onder-een-kapwoning uit 1912 met een inhoud van ca. 424 m³. De woning heeft een aanbouw, twee bergingen (35 m³ en 34 m³), een dakkapel en een carport. Het perceel heeft een oppervlakte van 655 m². De onroerende zaak is gelegen binnen de bebouwde kom van [woonplaats] , aan de rand van het centrum. De onroerende zaak grenst aan de achterzijde aan een spoorlijn. Door wettelijke bepalingen met betrekking tot de spoorlijn wordt het gebruik van de achterste strook grond van de achtertuin beperkt. In de nabijheid van de onroerende zaak is de Randweg [woonplaats] - [E] aangelegd. Bij die aanleg hebben heiwerkzaamheden plaatsgevonden. Op de peildatum was sprake van door die heiwerkzaamheden aan de binnen- en buitenzijde van de woning veroorzaakte schade.
De Heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2013 onderbouwd met een taxatierapport van 12 mei 2015 opgesteld door de taxateur [D] te [woonplaats] . In dit taxatierapport is de onroerende zaak vergeleken met vier referentieobjecten, alle gelegen in [woonplaats] , te weten [adres 1] 55, verkocht op 1 oktober 2014 voor € 395.000, [adres 1] 57, verkocht op 6 april 2010 voor € 465.000, [adres 2] 10, verkocht op 8 april 2013 voor € 551.000 en [adres 3] 11, verkocht op 24 december 2012 voor € 410.000. De taxateur heeft de onroerende zaak inpandig opgenomen op 9 september 2013 en 28 april 2015. In het taxatierapport is rekening gehouden met kosten van herstel van schade tot een bedrag van € 44.559,19.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of de waarde van de onroerende zaak op de peildatum op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken van de Heffingsambtenaar, vermindering van de WOZ-waarde tot een bedrag van € 310.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslag onroerende-zaakbelastingen, vergoeding van het door hem bij de Rechtbank en het Hof betaalde griffierecht en vergoeding van de door hem in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.