Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2505, 16/00267
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2505, 16/00267
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 2 juni 2017
- Datum publicatie
- 8 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:2505
- Zaaknummer
- 16/00267
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Schending hoorplicht. Artikel 8:113, lid 2 van de Awb. Heffingsambtenaar maakt niet aannemelijk dat uitnodiging hoorzitting is verzonden, zodat belanghebbende in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord. Geen toepassing van artikel 6:22 van de Awb wegens verschil van mening over (waardering van) de feiten. Terugwijzing met toepassing van judiciële lus.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/00267
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 13 april 2016, nummer SHE 15/6591, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te noemen naheffingsaanslag parkeerbelasting.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Oss opgelegd ten bedrage van € 61, bestaande uit € 2 parkeerbelasting en € 59 aan kosten. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124,00. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 20 april 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [B] .
Het Hof heeft aan het einde van deze zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende heeft op 23 mei 2015 omstreeks 14.50 uur het voertuig met kenteken [kenteken] stilgezet op een parkeerplaats aan de Raadhuislaan te Oss zonder duidelijk zichtbaar geldig betaalbewijs.
Bovengenoemde locatie is aangewezen als een plaats waar op dat tijdstip uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
Aan belanghebbende is voor het parkeren op een plaats waar daarvoor parkeerbelasting is verschuldigd een naheffingsaanslag opgelegd.
Belanghebbende heeft verzocht in de bezwaarfase te worden gehoord.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is belanghebbende ten onrechte niet gehoord in de bezwaarfase?
II. Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
Belanghebbende is van mening dat vraag I bevestigend en vraag II ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en terugwijzing van de zaak naar de Heffingsambtenaar met de opdracht opnieuw op het bezwaar te beslissen. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.