Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2587, 16/03338
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2587, 16/03338
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 9 juni 2017
- Datum publicatie
- 10 juli 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:2587
- Zaaknummer
- 16/03338
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03338
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] (België),
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 3 mei 2016, nummer AWB/ROE 15/3129, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslagen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gezonden waarbij de waarde van de onroerende zaak [adres 1] 23 te [A] (hierna: de onroerende zaak) per de peildatum 1 januari 2014 (hierna: de waardepeildatum) is vastgesteld op € 137.000 voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 (hierna: de WOZ-beschikking). Tegelijkertijd is aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak een aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2015 en een aanslag watersysteemheffing gebouwd voor het jaar 2015 (hierna: de aanslagen) opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken, de WOZ-beschikking en de aanslagen gehandhaafd. Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De zitting heeft plaatsgehad op 10 mei 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord belanghebbende. De Heffingsambtenaar is met kennisgeving van verhindering niet verschenen.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een hoekwoning uit 1959 met een inhoud van 352 m³, een aanbouw woonruimte met een inhoud van 67 m3, een kelder, garage en een berging/schuur en een perceeloppervlakte van 258 m².
Ter onderbouwing van de door hem aan de onroerende zaak toegekende waarde van € 137.000 verwijst de Heffingsambtenaar naar het op 11 december 2015 door de heer [B] opgemaakte taxatierapport (hierna: het rapport). De in het rapport bepaalde waarde van € 137.000 wordt onderbouwd aan de hand van de verkoopcijfers van [adres 2] 10, [adres 3] 30 en [adres 4] 55, alle gelegen te [C] , [adres 5] 47 te [A] en [adres 6] 26 te [D] , zoals vermeld in de bij het rapport behorende matrix. Het rapport bevat gegevens en foto’s van de onroerende zaak en de vergelijkingsobjecten.
Belanghebbende heeft de door hem verdedigde waarde van € 100.000 onderbouwd met onder meer een verwijzing naar de verkoopcijfers van [adres 1] 13 en [adres 1] 20 te [A] .
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is de aanslag opgelegd en zijn de uitspraken op bezwaar gedaan door een daartoe bevoegde persoon? II. Is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum op een te hoog bedrag vastgesteld?
Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend moet worden beantwoord en bepleit een WOZ-waarde van € 100.000. De Heffingsambtenaar heeft zich over de eerste vraag niet uitgelaten en is van mening dat de tweede vraag ontkennend moet worden beantwoord.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Belanghebbende heeft hieraan ter zitting nog toegevoegd dat de waardevermindering als gevolg van de boom bij het huis ook volgt uit het feit dat de wortels van de boom verhinderen dat een fatsoenlijk gebruik van de oprit mogelijk is.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de WOZ-beschikking naar een waarde van € 100.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.