Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2588, 16/00271

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2588, 16/00271

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 juni 2017
Datum publicatie
10 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:2588
Zaaknummer
16/00271

Inhoudsindicatie

De Heffingsambtenaar heeft het verzoek van belanghebbende om toekenning van een kostenvergoeding in de bezwaarfase afgewezen aangezien volgens hem geen sprake is van op belanghebbende drukkende kosten en een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en het inroepen van rechtsbijstand niet redelijk is geweest. De Heffingsambtenaar voert hierbij aan dat de vergoeding die belanghebbende betaalt, voor het indienen van een bezwaarschrift, gedeeltelijk aan hemzelf toekomt aangezien de werkzaamheden worden verricht door de maatschap waar belanghebbende eveneens werkzaam is. Voorts is de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand een kantoorgenoot van belanghebbende zodat zij, als maat zijnde, een belang heeft bij een lagere waarde van de onroerende zaak, die aan de maatschap ter beschikking wordt gesteld. Tot slot is belanghebbende gezien zijn professionele expertise zeer wel in staat om onderhavige bezwaarprocedure zelf te voeren.

Het Hof verwerpt de stellingen van de Heffingsambtenaar om de volgende redenen. Het Hof acht aannemelijk dat de maten ieder voor eigen rekening werken en dat geen sprake is van een samenwerkingsverband voor gemene rekening. Belanghebbende heeft tevens een ten name van hem gestelde factuur en betalingsbewijs overgelegd. Voorts komen alle met betrekking tot de onroerende zaak gemaakte kosten voor rekening van belanghebbende waardoor de gemachtigde geen enkel belang heeft bij de onroerende zaak, dan wel de hoogte van de waarde daarvan, en daarmee evenmin bij de verschuldigde belasting(en) ter zake van die waarde. Tot slot beslist het Hof dat als uitgangspunt geldt dat het iedere belastingplichtige, ongeacht zijn eigen (fiscale) expertise, vrij staat om zijn (fiscale) zaken te laten behartigen door een derde, juist en vooral als het op procederen aankomt.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/00271

Uitspraak op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk,

hierna: de Heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 4 maart 2016, nummer BRE 15/5720 in het geding tussen

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar,

betreffende de kostenvergoeding bezwaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij beschikking van 28 februari 2015, vervat in een op dezelfde datum gedagtekend aanslagbiljet, heeft de Heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaken, plaatselijk bekend als [adres] 355 begane grond, [adres] 355 boven en [adres] 355 achter, per waardepeildatum 1 januari 2014, vastgesteld op respectievelijk € 82.000, € 68.000 en € 65.000. In dit geschrift zijn tevens de aanslagen onroerendezaakbelastingen voor het kalenderjaar 2015 bekendgemaakt (hierna: de aanslagen OZB).

1.2.

Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 17 augustus 2015 het bezwaar deels gegrond verklaard en de vastgestelde waarde van [adres] 355 begane grond gehandhaafd, de beschikking ter zake van [adres] 355 vernietigd en de vastgestelde waarde van [adres] 355 achter verminderd tot € 35.000, met dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen OZB. Het verzoek van belanghebbende om toekenning van een kostenvergoeding heeft de Heffingsambtenaar afgewezen.

1.3.

Tegen de uitspraken op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover het de kostenvergoeding betreft, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 988 en de Heffingsambtenaar gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan hem te vergoeden.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 26 april 2017 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, mevrouw [A] , verbonden aan [B] te [woonplaats] , alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [C] , advocaat.

1.6.

Aan het eind van deze zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende exploiteert samen met zijn gemachtigde de maatschap [B] gelegen te [woonplaats] (hierna: de maatschap).

2.2.

Zowel belanghebbende als zijn gemachtigde zijn werkzaam bij de maatschap. Binnen de maatschap vervullen belanghebbende en zijn gemachtigde verschillende rollen en taken. Belanghebbende is werkzaam als registeraccountant en zijn gemachtigde is werkzaam als register belastingadviseur.

3 3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is uitsluitend het verzoek om toekenning van een kostenvergoeding in de bezwaarfase in geschil. Belanghebbende is van mening dat de Heffingsambtenaar dit verzoek ten onrechte heeft afgewezen. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing