Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2763, 15/01217
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2763, 15/01217
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 15 juni 2017
- Datum publicatie
- 15 augustus 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:2763
- Zaaknummer
- 15/01217
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 228a
Inhoudsindicatie
Rioolheffing. Onderscheid in de verordening tussen gebruikers van woningen en niet-woningen levert geen schending van het discriminatieverbod op. Artikel 228a van de Gemeentewet biedt aan gemeenten de ruimte om de rioolheffing met een zekere ruwheid vorm te geven. Het staat een gemeente vrij om, zoals de gemeente Oosterhout hier heeft gedaan, gebruikers van onroerende zaken in de rioolheffing te betrekken naar een vast bedrag per perceel bij een hoeveelheid afgevoerd water van maximaal 500 m3. Daarmee blijft de gemeente binnen de haar door de wetgever verleende vrijheid, en maakt zij evenmin inbreuk op het verbod van discriminatie uit artikel 1 van de Grondwet (zie Hoge Raad 4 november 2016, nr. 15/03647, ECLI:NL:HR:2016:2495, BNB 2017/26).
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/01217
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats 1] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 7 oktober 2015, nummer AWB 15/6357 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna vermelde aanslag rioolheffing.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag rioolheffing (gebruikersdeel) van € 684 opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Heffingsambtenaar is gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 10 maart 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens de Heffingsambtenaar, de heren [A] en [B] . Belanghebbende noch zijn gemachtigde is verschenen, waarvan belanghebbendes gemachtigde voor de zitting het Hof kennis heeft gegeven.
Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de zaken 15/01216, 15/01217 en 15/01341 tot en met 15/01344.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende is gebruiker van de onroerende zaak [adres] 12 te [plaats 2] . De onroerende zaak betreft een winkel.
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2014 een aanslag rioolheffing (gebruikersdeel) opgelegd van € 684.
Belanghebbende is niet gehoord in bezwaar.
De Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing Oosterhout 2014 (hierna: de Verordening) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Artikel 1 Begripsomschrijving
Deze verordening verstaat onder:
(…)
d. woning: een perceel dient in hoofdzaak tot woning als de waarde, die volgens hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het perceel is vastgesteld, in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning of volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
(…)
Artikel 5 Maatstaf van heffing
1. Per perceel wordt een vast bedrag aan belasting geheven.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1, wordt de belasting voor percelen die niet tot woning dienen verhoogd voor het aantal kubieke meters water dat vanaf 501 kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
(…)
Artikel 6 Belastingtarieven
1. De belasting als bedoeld in artikel 5, lid 1, bedraagt per perceel, per jaar:
a. voor een perceel dat in hoofdzaak tot woning dient € 192,00
b. voor een perceel dat niet in hoofdzaak tot woning dient € 684,00
2. Het tarief van de belasting als bedoeld in artikel 5, lid 2, bedraagt voor een perceel dat niet in hoofdzaak tot woning dient, bij een hoeveelheid afgevoerd water van 501 m3 tot 50.000 m3, per m3 boven de eerste 500 m3 € 0,87”
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel?
II. Heeft de Rechtbank de schending van de hoorplicht mogen passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)?
Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.