Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2852, 15/01234, 15/01235, 15/01236 en 15/01237
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2852, 15/01234, 15/01235, 15/01236 en 15/01237
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 juni 2017
- Datum publicatie
- 16 augustus 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:2852
- Zaaknummer
- 15/01234, 15/01235, 15/01236 en 15/01237
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen IB/PVV en Zorgverzekeringswet (ZvW) opgelegd over de jaren 2008 en 2009 in verband met werkzaamheden in de hennepteelt. Voor 2008 heeft belanghebbende niet de vereiste aangifte gedaan met als gevolg omkering en verzwaring van de bewijslast. Het Hof heeft vervolgens getoetst of de Inspecteur de navorderingsaanslagen IB/PVV/ZvW 2008 al dan niet willekeurig heeft vastgesteld en komt tot de conclusie dat deze navorderingsaanslagen IB/PVV 2008 te hoog zijn vastgesteld. Met betrekking tot de navorderingsaanslagen IB/PVV/ZvW 2009 komt het Hof, anders dan de rechtbank, tot het oordeel dat omkering van de bewijslast niet mogelijk is omdat belanghebbende, zonder dat hij tot het doen van de aangiften IB/PVV/Zvw was uitgenodigd, de aangiften heeft ingediend. Op grond van de normale bewijsregels heeft de inspecteur, aldus het Hof, slechts een deel van de aangebrachte correcties aannemelijk gemaakt.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 15/01234, 15/01235, 15/01236 en 15/01237
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende]
wonende te [plaats 1] ,
hierna: belanghebbende, en
het incidenteel hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 29 september 2015, nummers AWB 14/5386, 14/5644, 14/5645 en 14/5646 in het geding tussen
belanghebbende en de Inspecteur,
met betrekking tot de hierna vermelde navorderingsaanslagen en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn over het jaar 2008 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende zijn tevens over het jaar 2009 navorderingsaanslagen in de IB/PVV en Zvw opgelegd. Ook is daarbij heffingsrente in rekening gebracht.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 95.994 en heeft hij de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. De navorderingsaanslagen ZvW 2008 en IB/PVV/ZvW 2009 en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente heeft de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het de navorderingsaanslagen IB/PVV 2008 en 2009 betreft en heeft de uitspraken op bezwaar die op deze navorderingsaanslagen zien, vernietigd. De navorderingsaanslag IB/PVV 2008 heeft zij voorts verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.494 en de navorderingsaanslag IB/PVV 2009 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.801. Voor het overige is het beroep ongegrond verklaard en is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 734 en is gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van
€ 123. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft omtrent het incidenteel hoger beroep zijn zienswijze ingebracht.
De zitting heeft plaatsgehad op 24 maart 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Belanghebbende heeft daar een afschrift van een proces-verbaal van getuigenverhoor van [A] , gedateerd 8 maart 2017, overgelegd. De Inspecteur had hiertegen geen bezwaar.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn advocaat [B] , alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [C] , mevrouw [D] en de heer [E] .
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Op 28 februari 2009 is belanghebbende uitgenodigd om aangifte IB/PVV/ZvW voor het jaar 2008 te doen. Deze aangifte is door belanghebbende, na herinnering en aanmaning, niet ingediend. Met dagtekening 29 juni 2011 is de aanslag IB/PVV 2008 ambtshalve vastgesteld en berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.807 (aanslagnummer [aanslagnummer] H.86). Ook is een verzuimboete van € 226 opgelegd. Tegen deze aanslag is geen bezwaar gemaakt.
Voor het jaar 2009 is geen uitnodiging tot het doen van aangifte IB/PVV/ZvW uitgereikt. Op 27 maart 2013 heeft belanghebbende desondanks een aangifte IB/PVV/ZvW 2009 ingediend. Met betrekking tot de IB/PVV is deze aangifte berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.889. Met dagtekening 10 mei 2013 is de definitieve aanslag IB/PVV 2009 (aanslagnummer [aanslagnummer] H.96) overeenkomstig de ingediende aangifte vastgesteld.
Op 3 mei 2012 is een groot strafrechtelijk onderzoek gestart naar onder andere hennepteelt. Op 21 november 2012 is door de Inspecteur aan de Officier van Justitie een verzoek om verstrekking gegevens uit het strafrechtelijk onderzoek (artikel 55 Algemene Wet Rijksbelastingen (hierna: AWR)) gericht. Deze heeft dit verzoek gehonoreerd. Bij het onderzoek bleek ook betrokkenheid van belanghebbende. In dat onderzoek is door [A] (hierna: [A] ) onder meer verklaard dat belanghebbende vanaf de beginfase als elektricien betrokken is geweest bij het bouwen van hennephokken. In het proces-verbaal van verdenking (artikel 27 Sv) van 9 juli 2012 is op bladzijde 3 met betrekking tot [A] het volgende vermeld:
“Door de verdachte [A] werden in de maanden mei en juni verklaringen afgelegd welke tevens belastend waren voor verdachte [A] zelf.
Verdachte [A] verklaarde over zijn eigen betrokkenheid bij meerdere hennepkwekerijen over de periode 2003 tot heden in de rol van bedrijfsleider, opbouwer en knipper van een criminele organisatie. Tevens verklaarde hij over het op grote schaal witwassen van de opbrengsten vanuit die hennepkwekerijen. Voorts bleek uit zijn verklaringen dat er ook sprake was van rips, geweld en het gebruik van vuurwapens.”
Uit de tot het dossier behorende processen-verbaal van verhoor van [A] blijkt dat hij onder meer als volgt heeft verklaard:
Proces-verbaal van verhoor van 24 mei 2012, omstreeks 09.10 uur:
“Vanaf 2006 heeft [F] nog steeds hokken voor ons aangesloten, maar wel in mindere mate. Om en nabij 2007 ben ik zaken gaan doen met [G] . Vanaf dat moment is [belanghebbende] onze vaste elektricien geworden. Dit betreft de periode 2007-2009. In 2009 is [G] in Antwerpen door de politie gepakt en sindsdien heeft [belanghebbende] geen werkzaamheden meer voor ons verricht. (…)
De betalingen aan [belanghebbende] ging altijd op per uur. [belanghebbende] heeft ook meegewerkt aan de beveiliging van de panden. Tevens deed hij soms ook de planten water geven, planten knippen, stekken zetten. [belanghebbende] heeft leuk verdiend. [belanghebbende] werkte ongeveer 40 tot 60 uur per week. Ook hij draaide meters terug. Tevens werkte hij ook voor stekkenboeren. Ik denk dat [belanghebbende] per week wel 2000 a 3000 euro verdiend heeft. Vanaf 2009 is [belanghebbende] gaan werken voor zijn oude werkgever, [bedrijf 1] (…) Deze zaak was van een zekere [H] en [J] . Ik denk dat op het genoemd adres nog steeds hennep gerelateerde spullen kunnen worden aangetroffen.”
Proces-verbaal van verhoor van 12 juni 2012, omstreeks 08.45 uur:
Dan krijg je de kring [G] zoals die momenteel bestaat. (…) [belanghebbende] heeft tot 2010 gewerkt als elektricien.”
Proces-verbaal van verhoor van 20 juni 2012, omstreeks 09.10 uur:
Ik zal per adres zoveel mogelijk aangeven wat de details zijn en de opbouw en dergelijke. (…)
Dan gaan we naar de [adres 1] 207 te [plaats 2] . (…)
De electricien was [F] en [belanghebbende] had regelmatig de meter terug gedraaid en wat strorinkjes verholpen. (…) In het jaar 2000 werd gestart. (…) En in februari 2012 is het hok geript en daarna afgebroken. (…)
Dan is het volgende adres [adres 2] te [plaats 3] . (…) De werkers ca opbouwers waren (…) [belanghebbende] voor de elektra (…). In mijn gedachte is daar drie en een half jaar gedraaid. En dan tot 18 april 2012. (…)
Proces-verbaal van verhoor van 22 juni 2012, omstreeks 09.26 uur:
“De [adres 3] nummer 9 te [plaats 2] . In 2008, 2009 en 2010 hebben wij een aantal malen hennep verkocht op dit adres. (…)
[adres 4] te [plaats 2] . (…) Maar op dat adres kochten wij regelmatig stekken in. Dat was in de periode 2009, schuine streep 2010. (…)
De [adres 5] 28 te [plaats 4] . (…) Op dit adres in 2009 opnieuw een hennepkwekerij gebouwd.
De [adres 6] te [plaats 5] . Dat betreft een bedrijfspand waar in 2008 is gevestigd een rijschool (…). Ook [belanghebbende] en [H] hebben ook ingebouwd. (…) [belanghebbende] en [H] hebben circa 10.000,- euro verdient, samen dan.
Uit de tot het dossier behorende processen-verbaal van verhoor van belanghebbende blijkt dat hij onder meer als volgt heeft verklaard:
Proces-verbaal van verhoor van 10 december 2012, omstreeks 12.45 uur:
“ [belanghebbende] : Wiethokken hè. Er zijn zat mensen die me gevraagd hebben of ik wilde helpen met het bouwen van wiethokken.
V: En dat heb je ook gedaan?
[belanghebbende] : Ja, sinds ik in [plaats 1] woon heb ik dat niet meer gedaan. Wel wat meters terugdraaien maar meer niet.
V: Als ik het goed begrijp heb je wel een s meegeholpen met het opbouwen van wiethokken?
[belanghebbende] : Ja en ik kreeg daar € 25 per uur voor. Ik pakte alles aan wat mij een beetje aanstond. Naast mijn gewone werk.(…)
V: Hoeveel hokken heb je gebouwd
[belanghebbende] : Tussen de 10 en 20. Maar niet meer dan 20.
V: In welke periode is dat geweest?
[belanghebbende] : Dat is in de periode 2006 tot 2008 zijn geweest maar dat weet ik niet meer precies.”
Proces-verbaal van verhoor van 20 december 2012, omstreeks 11.24 uur:
“Ik plaatste filters, hing lampen op, trok kabels maar dat kan iedereen. (…)
Er werd dat een locatie, dag, datum en tijd afgesproken en dan werd ik opgehaald. Dat was altijd in een geblindeerd busje. (…) Ik heb 10 á 15 hokjes gebouwd”
Proces-verbaal van verhoor van 7 februari 2013, omstreeks 10.52 uur:
“V: Welke inkomsten heb je genoten in 2008?
[belanghebbende] : Ik zat toen nog steeds bij [K] . Ik heb daar alleen maar zwart gewerkt bij [bedrijf 1] . Ik werkte daar wel onregelmatig. De ene week twee dagen de andere week 4 dagen.
V: Je hebt ook via Randstad gewerkt?
[belanghebbende] : Ja ik werkte toen bij [bedrijf 2] en haalde daar mijn vrachtwagenrijbewijs. Ik moest daar 1,5 jaar blijven werken om het rijbewijs terug te betalen. Ik werkte daar 70 uur in de week. Het verdiende wel goed. (…)
V: Je bouwt wel hokken, maar je doet de elektriciteit niet?
[belanghebbende] : Nee te veel risico, er zijn genoeg mensen er aan overleden. (…) Ik maakte de schakelborden wel, legde de draden naar de lampen. Heet het hok aanmaken. Maar het aansluiten ervan deed ik niet. Maar het panklaar maken deed ik wel.
V: Wat is dan de werkzaamheden die je niet doet?
[belanghebbende] : Dat is verschillend, soms bouwde ik het hele hok, van niets tot werkend.
Op 27 november 2012 is de woning van belanghebbende doorzocht. Daarbij zijn onder meer geld, geïsoleerd gereedschap en materiaal voor de aanleg van elektrische installaties aangetroffen. Daarbij zijn ook blanco en gebruikte zegels, zegeldraad en zegeltangen aangetroffen.
Op 7 januari 2012 heeft een onderzoek plaatsgevonden bij [bedrijf 3] BV. Namens deze vennootschap heeft haar directeur verklaard dat hij naar aanleiding van een hem getoonde foto belanghebbende herkent die op naam van voornoemde Growshop in de onderhavige jaren diverse inkopen heeft gedaan. De directeur heeft vervolgens verkoopgegevens uit het kassasysteem over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012 ter beschikking gesteld. Deze gegevens behoren tot het dossier.
Met dagtekening 13 mei 2013 is een rapport vaststelling materiële belastingschuld opgesteld en uitgereikt aan belanghebbende. Dit rapport heeft betrekking op de jaren 2008 tot en met 2012. Dit rapport is de grondslag geweest voor de onderhavige navorderingsaanslagen. In onderdeel 2.1 van het controlerapport is het volgende vermeld:
“De heer [belanghebbende] heeft in meerdere verhoren verklaard reeds drie jaar (dus vanaf 2010) in [plaats 1] te wonen op het hierboven genoemde adres. Bekend is dat belastingplichtige vanuit [plaats 2] heeft gewerkt. Door te verklaren dat hij reeds drie jaar in [plaats 1] verblijft wordt een (fysieke) afstand gecreëerd tussen de criminele activiteiten en de verblijfplaats van belastingplichtige. Echter, zijn partner heeft verklaard dat de heer [belanghebbende] pas in december 2011 bij haar in [plaats 1] is komen wonen. Ook de inschrijving in de Gemeente [plaats 1] heeft op 23 november 2011 plaatsgevonden, zie de status in BvR.”
De navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2008 is als volgt opgebouwd:
IB/PVV 2008 |
||
Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (aangegeven) |
€ 25.806 |
|
[bedrijf 1] / stekkenleveranciers |
€ 900 |
|
Hennephokken 'Knippels' |
€ 65.000 |
|
Terugdraaien meters |
€ 2.250 |
|
Inkoopkosten zegels, stempels e.d. |
€ -180 |
|
Inkomsten inkopen [bedrijf 3] |
€ 2.218 |
|
Resultaat overige werkzaamheden |
€ 70.188 |
|
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 95.994 |
De Inspecteur is bij het onderdeel Hennephokken “Knippels” uitgegaan van werkweken van 40-60 uur en een weekinkomen van gemiddeld € 2.500. Tevens is aangenomen dat belanghebbende de helft van een bedrag van € 10.000 heeft ontvangen.
De navorderingsaanslag IB/PVV 2008 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 121.800. Bij gelijktijdige beschikking heeft de Inspecteur € 6.999 heffingsrente in rekening gebracht. De navorderingsaanslag Zvw 2008 is opgelegd naar een (maximum) bijdrage-inkomen van € 31.231. Daarbij is € 41 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2009 is als volgt opgebouwd:
IB/PVV 2009 |
||
Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (aangegeven) |
€ 8.889 |
|
Hennephokken’'Knippels/ [A] ' |
€ 43.750 |
|
Terugdraaien meters |
€ 2.250 |
|
Inkoopkosten zegels, stempels e.d. |
€ 0 |
|
Inkomsten inkopen [bedrijf 3] |
€ 7.912 |
|
Resultaat overige werkzaamheden |
€ 53.912 |
|
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 62.801 |
De Inspecteur is bij het onderdeel Hennephokken “Knippels/ [A] ” uitgegaan van 35 werkweken van gemiddeld 50 uur en een vergoeding van € 25 per uur.
De navorderingsaanslag IB/PVV 2009 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.690. Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur € 2.658 heffingsrente in rekening gebracht. De navorderingsaanslag ZvW 2009 is opgelegd naar een (maximum) bijdrage-inkomen van € 32.369. Daarbij is € 114 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en de bij beschikkingen in rekening gebrachte heffingsrente. Op 24 april 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen belanghebbende, zijn gemachtigde en de Inspecteur. Belanghebbende heeft desgevraagd verklaard dat hij in 2008 en gedeeltelijk in 2009 vrachtwagenchauffeur is geweest en dat hij met die werkzaamheden in 2009 is gestopt. Ook heeft hij verklaard dat hij gevraagd is om werkzaamheden te verrichten, zoals de bouw van hennephokken en elektriciteitsmeters heeft teruggedraaid. Voor deze werkzaamheden heeft hij geld ontvangen.
Omdat geen reactie is gekomen op de vraag of een (nader) hoorgesprek gewenst was heeft de Inspecteur op 23 juli 2014 de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gedaan waarbij de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 is verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 95.994 omdat het genoten loon van € 25.806 twee maal is belast. De heffingsrente die bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 in rekening is gebracht is daarbij dienovereenkomstig verminderd. De overige navorderingsaanslagen en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente zijn gehandhaafd. Tegen deze uitspraken heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank.
De Rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 (verder) dient te worden verminderd naar een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.494 omdat het bij de navorderingsaanslag vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning niet op een redelijke schatting van de Inspecteur berust. De navorderingsaanslag IB/PVV 2009 heeft de Rechtbank verminderd naar € 62.801 omdat het genoten loon van € 8.889 ten onrechte twee maal is belast.
In hoger beroep heeft belanghebbende een door hem met de hand geschreven berekening overgelegd. Deze luidt als volgt:
“Ik heb tussen 2008-2011
22 hokken
18 x 1 dag
4 x 2 dagen
Ik heb tussen 2010-2011
23 meters teruggedraaid
18 hokken x 1 dag x 8 uur = 144 uur
4 hokken x 2 dagen x 8 uur = 64 uur
Totaal uren 208 uur
x 25 euro
€ 5200,=
23 meters terugdraaien a € 150,= p/st
23 x
€ 150,=
€ 3450,=”
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de onderwerpelijke navorderingsaanslag IB/PVV 2008, na vermindering bij uitspraak op bezwaar, en de navorderingsaanslag IB/PVV 2009, na vermindering door de Rechtbank, en de navorderingsaanslagen ZvW 2008 en 2009 tot de juist bedragen zijn vastgesteld. Tevens is in geschil of de heffingsrente daarbij tot de juiste bedragen in rekening is gebracht.
Belanghebbende is van mening dat deze (verminderde) navorderingsaanslagen alsmede de heffingsrente tot te hoge bedragen zijn vastgesteld. De Inspecteur is, blijkens zijn incidenteel hoger beroep, van mening dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 ten onrechte door de Rechtbank (verder) is verminderd.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken van de Inspecteur, alsmede vermindering van de in geschil zijnde navorderingsaanslagen met inachtneming van hetgeen door hem naar voren is gebracht, met veroordeling van de Inspecteur in de kosten van dit geding.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze ziet op de (vermindering van de) navorderingsaanslag IB/PVV 2008 en tot bevestiging van zijn uitspraak op bezwaar met betrekking tot deze navorderingsaanslag en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor het overige.