Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3036, 16/03399

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3036, 16/03399

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
30 juni 2017
Datum publicatie
16 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:3036
Zaaknummer
16/03399

Inhoudsindicatie

Belastingrente bij navorderingsaanslag tot een te betalen bedrag is in overeenstemming met de wet berekend. De wet biedt niet de mogelijkheid om belastingrente te verminderen/anderszins te compenseren omdat op voorlopige aanslag betaalde belasting gedurende een periode ter beschikking van de Belastingdienst heeft gestaan.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03399

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 27 mei 2016, nummer BRE 15/6210 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur van de rijksbelastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de bij de na te melden navorderingsaanslag in rekening gebrachte belastingrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] .H.37.01 over het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.545 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 22.036. Tevens is belastingrente in rekening gebracht van € 282. Na tegen deze aanslag en het bedrag van de in rekening gebrachte belastingrente gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de navorderingsaanslag en in rekening gebrachte belastingrente gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 13 april 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en haar echtgenoot, [de man] , alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [A] en [B] . Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een handgeschreven stuk overgelegd aan het Hof en de wederpartij, met berekening en schematische weergave ter verduidelijking van haar standpunt.

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Afschriften van het proces-verbaal en van het door belanghebbende ter zitting overgelegde handgeschreven stuk zijn aan partijen verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 31 januari 2013 voor het jaar 2013 een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een rendementsgrondslag van € 665.311, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van

€ 26.612 en een te betalen bedrag van € 5.917. De (medewerker van de) boekhouder van belanghebbende heeft in de aangifte van belanghebbende en haar echtgenoot een – correcte - rendementsgrondslag vermeld van € 584.861. In deze aangifte is van deze rendementsgrondslag € 38.075 toegerekend aan belanghebbende en € 546.786 aan de echtgenoot van belanghebbende.

2.2.

Met dagtekening 30 april 2015 is aan belanghebbende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van nihil. De voorlopige aanslag is daarbij verrekend en de bij voorlopige aanslag betaalde belasting teruggegeven.

2.3.

Op 21 mei 2015 heeft de adviseur van belanghebbende een herziene aangifte ingediend. In deze aangifte is van de rendementsgrondslag van € 584.861 een bedrag van € 550.901 toegerekend aan belanghebbende en € 33.960 toegerekend aan de echtgenoot van belanghebbende. De Inspecteur heeft de navorderingsaanslag conform de herziene aangifte opgelegd naar een te betalen bedrag van € 6.648. Daarbij is belastingrente van € 282 in rekening gebracht.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft uitsluitend het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht belastingrente in rekening heeft gebracht.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak van de Inspecteur en vermindering van de in rekening gebrachte belastingrente tot nihil. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

4 Gronden

5 Beslissing