Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3070, 16/00026

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3070, 16/00026

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 juli 2017
Datum publicatie
12 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:3070
Formele relaties
Zaaknummer
16/00026
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 31, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 6

Inhoudsindicatie

Art. 31 Wet op de omzetbelasting. Art. 6 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Zonnepanelen. Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel. Door aan startende ondernemers met zonnepanelen geen aangiftebiljet uit te reiken die mede de periode omvat waarin het recht op aftrek van zonnepanelen is ontstaan behandelt de Inspecteur startende ondernemers met zonnepanelen anders dan andere startende ondernemers. Door een belanghebbende, die als ondernemer voor de omzetbelasting kwalificeert in verband met de aanschaf van zonnepanelen, niet dezelfde mogelijkheden te verschaffen om zijn recht op aftrek van voorbelasting te effectueren wordt de uitoefening van de door het Unierecht verleende rechten in de praktijk onmogelijk gemaakt (Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel).

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/00026

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 13 november 2015, nummer AWB 14/5659, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen verzoek om teruggaaf.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij aangifte omzetbelasting ‘startende ondernemers’ met dagtekening 9 januari 2014, bij de rijksbelastingdienst ontvangen op 14 januari 2014, (hierna: de aangifte) heeft belanghebbende over de periode 20 juni 2013 tot en met 31 december 2013 verzocht om teruggaaf van omzetbelasting (hierna: het verzoek) tot een bedrag van € 1.433. Bij beschikking met dagtekening 8 april 2014, kenmerk [aanslagnummer] (hierna: de beschikking) heeft de Inspecteur het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Na tegen deze beschikking gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij de bestreden uitspraak op bezwaar met dagtekening 1 augustus 2014 de beschikking gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 165. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 251. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2017 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, belanghebbende, tot zijn bijstand vergezeld van de heer [A] en namens de Inspecteur, mevrouw [B] , de heer [C] en de heer [D] .

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage.

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7 .

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft op 5 juni 2013 niet-geïntegreerde zonnepanelen laten installeren op zijn privéwoning. [bedrijf] B.V., de leverancier, heeft ter zake van deze installatie aan belanghebbende een factuur met factuurdatum 29 mei 2013 gestuurd. Op deze factuur is een bedrag van € 8.616,03 exclusief omzetbelasting aan materiaal- en arbeidskosten, en een bedrag van € 1.533,97 aan omzetbelasting, in totaal een bedrag van € 10.150 vermeld. Belanghebbende heeft deze factuur op 18 juli 2013 voldaan. Belanghebbende was in mei 2013 voornemens met de zonnepanelen opgewekte energie (deels) te leveren aan een energiemaatschappij. Vanaf de datum van installatie heeft belanghebbende tegen vergoeding overtollige, met de zonnepanelen opgewekte, energie geleverd aan de energiemaatschappij.

2.2.

Belanghebbende heeft zich op 20 december 2013, naar aanleiding van het zogeheten Fuchs-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg (hierna: het HvJ) van 20 juni 2013, C-219/12, ECLI:EU:C:2013:413 in verband met de productie van energie met zonnepanelen, aangemeld als ondernemer voor de omzetbelasting en heeft daarbij verzocht om toekenning van een omzetbelastingnummer. Als startdatum van de onderneming heeft belanghebbende op deze aanmelding een datum van 1 juni 2013 vermeld.

2.3.

Aan belanghebbende is op 6 januari 2014 vervolgens een BTW-nummer toegekend ( [aanslagnummer] .B02) en een aangiftebiljet omzetbelasting ‘startende ondernemers’ uitgereikt voor de periode 20 juni 2013 tot en met 31 december 2013.

2.4.

Op 9 januari 2014 heeft belanghebbende het door de Inspecteur uitgereikte aangiftebiljet ingevuld, dat binnen de gestelde termijn op 14 januari 2014 door de Inspecteur is ontvangen. Daarin heeft belanghebbende aangegeven dat hij een bedrag van € 100 aan omzetbelasting is verschuldigd. Voorts heeft belanghebbende in de aangifte verzocht om aftrek van voorbelasting ter hoogte van € 1.533, resulterende in een teruggaaf omzetbelasting ter hoogte van € 1.433.

2.5.

De Inspecteur heeft voornoemd verzoek om teruggaaf van omzetbelasting bij voor bezwaar vatbare beschikking met dagtekening 25 april 2014 afgewezen en heeft deze beslissing bij brief met dagtekening 8 april 2014 als volgt toegelicht:

‘Op grond van het arrest van het Europese Hof van Justitie dd 20 juni 2013 zaak C-219/12, ook wel genoemd het Fuchs-arrest, is eenieder die regelmatig stroom opwekt en levert aan een energiemaatschappij als ondernemer voor de omzetbelasting aangemerkt. U doet een beroep op dit arrest.

De door u aangeschafte zonnepanelen zijn gekocht op 19-05-2013. Op dat tijdstip was het beleid van de Belastingdienst dat u geen ondernemer voor de omzetbelasting was. Dit beleid is met ingang van de uitspraak van het Fuchs arrest gewijzigd. Dit gebeurt echter op grond van bestendige jurisprudentie niet met terugwerkende kracht. U heeft zich als ondernemer aangemeld op 20-12-2013. Hierdoor heeft u zich te laat aangemeld als ondernemer, en ook te laat aangifte voor de omzetbelasting over de periode van aanschaf van de zonnepanelen gedaan. Daarom verklaar ik uw verzoek niet ontvankelijk.

Ik wijs uw verzoek om teruggave van de betreffende voorbelasting dan ook af.’

2.6.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking bij geschrift met dagtekening 27 april 2014. Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 1 augustus 2014 heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft de Inspecteur belanghebbendes verzoek om teruggaaf van de ter zake van de aanschaf van de zonnepalen verschuldigde omzetbelasting terecht niet-ontvankelijk verklaard?

II. Indien vraag I bevestigend moet worden beantwoord: Dient belanghebbendes verzoek om teruggaaf van de ter zake van de aanschaf van de zonnepalen verschuldigde omzetbelasting te worden verleend op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel?

Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat vraag I ontkennend beantwoord moet worden en subsidiair dat zowel vraag I als vraag II bevestigend beantwoord moeten worden. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Het bedrag van de teruggaaf van € 1.433 (€ 100 verschuldigde omzetbelasting minus € 1.533 in rekening gebrachte omzetbelasting) als zodanig is niet in geschil.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en tot een teruggaaf omzetbelasting ter hoogte van € 1.433. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing