Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3072, 16/00228 t/m 16/00232

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3072, 16/00228 t/m 16/00232

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 juli 2017
Datum publicatie
16 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:3072
Formele relaties
Zaaknummer
16/00228 t/m 16/00232

Inhoudsindicatie

Het Hof oordeelt dat de Inspecteur de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 2007 tot en met 2009 en de aanslag IB/PVV 2010 mocht opleggen met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast, aangezien de erflater ter zake van het jaar 2009 verzuimd heeft tijdig aangifte te doen en ter zake van de jaren 2007, 2008 en 2010 verzuimd heeft om substantiële inkomsten uit de handel in softdrugs in de aangiften op te nemen. Voorts faalt de grief dat de gevolgen van de toegepaste omkering en verzwaring van de bewijslast dienden te vervallen op het moment van overlijden van de erflater. Bovendien mag de rechter de innerlijke waarde of billijkheid van de wettelijke regeling met betrekking tot de omkering en verzwaring van de bewijslast niet beoordelen. Ten slotte oordeelt het Hof dat de navorderingsaanslagen en de aanslag berusten op een redelijke schatting van het inkomen dat de erflater met de handel in softdrugs genoten heeft.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerken: 16/00228 t/m 16/00232

Uitspraak op de hoger beroepen van

de erven van [belanghebbende] ,

domicilie kiezende te [plaats] ,

hierna: belanghebbenden,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 8 februari 2016, nummer AWB 14/3524 t/m 14/3528, in het geding tussen

belanghebbenden,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen (navorderings)aanslagen en beschikkingen heffingsrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft aan wijlen [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende] ) ter zake van de jaren 2006 tot en met 2009 de volgende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd (hierna samen: de navorderingsaanslagen) en beschikkingen heffingsrente afgegeven:

Kenmerk Hof

Nummer Recht-bank

Jaar

Aanslag-nummer

Dagtekening

Navorde-ring

Beschik-king heffings-rente

16/00228

14/3524

2006

[aanslagnummer] .H67

12-07-2013

€ 14.009

niet bekend

16/00229

14/3525

2007

[aanslagnummer] .H77

06-12-2012

€ 2.925.183

€ 548.288

16/00230

14/3526

2008

[aanslagnummer] .H87

06-12-2012

€ 5.271.625

€ 715.293

16/00231

14/3527

2009

[aanslagnummer] .H97

08-06-2013

€ 7.393.849

€ 760.950

1.2.

Voorts heeft de Inspecteur aan [belanghebbende] ter zake van het jaar 2010 de volgende aanslag IB/PVV (hierna: aanslag IB/PVV 2010) opgelegd en beschikking heffingsrente afgegeven:

Kenmerk Hof

Nummer Recht-bank

Jaar

Aanslag-nummer

Dagtekening

Navorde-ring

Beschik-king heffings-rente

16/00232

14/3528

2010

[aanslagnummer] .H06

01-06-2013

€ 5.622.430

€ 263.902

1.3.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij, in één geschrift vervatte uitspraken, de navorderingsaanslagen en de aanslag IB/PVV 2010 gehandhaafd. Hetzelfde heeft te gelden voor de bijbehorende beschikkingen heffingsrente.

1.4.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep met nummer 14/3524 heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep met nummer 14/3524 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover deze zien op de ter zake van het jaar 2006 opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV (hierna: de navorderingsaanslag IB/PVV 2006) en de navorderingsaanslag IB/PVV 2006 en de bijbehorende beschikking heffingsrente vernietigd. Voorts heeft de Rechtbank het beroep met nummer 14/3526 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover deze zien op de ter zake van het jaar 2008 opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV (hierna: de navorderingsaanslag IB/PVV 2008), de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.640.267 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.701 en de bijbehorende beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. De Rechtbank heeft de beroepen met nummers 14/3525 en 14/3527 met betrekking tot de ter zake van de jaren 2007 en 2009 opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV (hierna afzonderlijk: de navorderingsaanslag IB/PVV 2007 respectievelijk de navorderingsaanslag IB/PVV 2009) ongegrond verklaard. Voorts heeft de Rechtbank het beroep met nummer 14/3528 met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2010 ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft voorts de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.734 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.

1.5.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van het hoger beroep met kenmerk 16/00228 heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

De zitting heeft plaatsgehad op 19 mei 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbenden, mevrouw [A] en mevrouw [B] , vergezeld van de gemachtigde van belanghebbenden, de heer [C] , verbonden aan [D] , en zijn kantoorgenoot mevrouw [E] en namens de vereffenaar van de nalatenschap van [belanghebbende] mevrouw [F] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [G] .

1.8.

De gemachtigde heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de vijf bij deze pleitnota behorende bijlagen.

1.9.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

[belanghebbende] is geboren op [geboortedatum] 1971 en op [datum 1] 2012 overleden. Hij was ten tijde van zijn overlijden gehuwd met mevrouw [H] (hierna: de echtgenote). Samen met de echtgenote heeft [belanghebbende] twee kinderen (hierna: de kinderen). De echtgenote heeft uit een eerder huwelijk bovendien een dochter (hierna: de stiefdochter). Het meest recente testament van [belanghebbende] dateert van [datum 2] 2009. In dit testament heeft [belanghebbende] de echtgenote, de kinderen en de stiefdochter (hierna ook: de belanghebbenden) benoemd tot zijn enige erfgenamen, met dien verstande dat ieder gerechtigd is tot 25% van de nalatenschap. De belanghebbenden hebben de erfenis van [belanghebbende] beneficiair aanvaard.

2.2.

[belanghebbende] stond, samen met zijn gezin, vanaf 27 juli 2010 tot het moment van zijn overlijden ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de GBA) op het adres [adres 1] 89 te [J] . Voor zover in hoger beroep relevant, stond [belanghebbende] , samen met zijn gezin, in de periode van 25 februari 2000 tot en met 27 juli 2010 in de GBA ingeschreven op het adres [adres 1] 148 te [J] .

2.3.

In het jaar 2009 is een strafrechtelijk onderzoek onder de naam “ [K] ” (hierna: onderzoek [K] ) gestart. Het onderzoek betreft een crimineel samenwerkingsverband (hierna: het [X] ) dat gericht is op grootschalige, internationale handel in softdrugs. In dit onderzoek is informatie gebruikt die afkomstig is uit de strafrechtelijke onderzoeken “ [L] ” (hierna: onderzoek [L] ) en “ [M] ” (hierna: onderzoek [M] ). Het onderzoek [L] betreft een onderzoek dat is opgestart naar aanleiding van een vrijheidsbeneming, ontvoering en/of beroving die heeft plaatsgevonden in een pand aan de [adres 2] 31 te [J] . Het onderzoek [M] betreft een onderzoek dat is gestart naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van Groot-Brittannië in het kader van de aanhouding van de heer [N] in Groot-Brittannië op [datum 3] 2010 op verdenking van witwassen.

2.4.

In het kader van het onderzoek [K] is [belanghebbende] op [datum 4] 2009 staande gehouden als bestuurder van een zwarte personenauto, merk [merk] , type [type] , voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] . In de auto van [belanghebbende] troffen politieambtenaren tien mobiele telefoons aan. Deze telefoons zijn in beslag genomen. De met deze telefoons verzonden en ontvangen sms-berichten zijn door de politie uitgelezen. Betreffende telefoons zijn op 5 oktober 2009 teruggegeven aan de heer [O] . In het “PV van bevindingen: 10 Gsm’s in bezit van [W] ” is, voor zover in hoger beroep relevant, het volgende opgenomen:

“Uit onderzoek en analyse van de gegevens uit de 10 gsm’s en de sim-kaarten blijkt dat er met gsm nummer 1 en gsm nummer 8 meerdere sms-berichten zijn ontvangen of verstuurd, waarin ondermeer over getallen wordt gesproken.

(…)

In het belang van het onderzoek zijn telefoongesprekken opgenomen, afgeluisterd en verwerkt.

Uit een aantal tapgesprekken blijkt dat het aannemelijk is dat [W] de eigenaar is van de 10 gsm’s.

(…)

Resumé:

Uit de feiten en omstandigheden van dit onderzoek alsmede de feiten en omstandigheden (…) lijkt het zeer aannemelijk dat [W] in de periode van 10 september 2009 tot en met [datum 4] 2009 de gebruiker was van gsm nummer 1.

(…)

Resumé:

Uit de feiten en omstandigheden van dit onderzoek alsmede de feiten en omstandigheden beschreven in de paragrafen 1, 2 en 4 lijkt het zeer aannemelijk dat [W] in de periode van 16 september 2009 tot en met [datum 4] 2009 de gebruiker was van gsm 8.

(…)

9 RESUME GEGEVENS GSM 1 EN 8:

De inhoud van de sms-berichten van gsm nummer 1 en nummer 8 maken in combinatie met de gegevens uit de onderzoeken “ [M] ” en “ [L] ” het aannemelijk dat [W] dan wel de criminele organisatie van [W] zich in de periode van 10 september 2009 tot en met [datum 4] 2009 bezig hield met handel in natte- als droge hennep.”

2.5.

In het kader van het onderzoek [L] heeft de politie op 12 november 2009 het pand gelegen aan de [adres 2] 31 te [J] doorzocht. Dit pand was op het moment van de doorzoeking in eigendom van de heer [P] en werd gehuurd door de heer [Q] . Tijdens deze doorzoeking is, onder andere, een grote hoeveelheid administratieve bescheiden in beslag genomen. Voor zover in hoger beroep relevant, is in het “PV van bevindingen: [L] ” het volgende opgenomen:

“Gezien het feit dat:

-

zeer specifieke notities van getallen, namen, data en naamsaanduidingen, die bij de doorzoeking van het pand “ [adres 2] 31 te [J] ” zijn aangetroffen, in detail overeenkwamen met de gegevens in onder andere gsm 1 en 8 uit het onderzoek “10 gsm’s”, welke op [datum 4] 2009 bij [W] zijn aangetroffen en waarvan [W] de eigenaar en de gebruiker was;

-

zeer specifieke notities van getallen, namen, data en naamsaanduidingen, die bij de doorzoeking van het pand “ [adres 2] 31 te [J] ” zijn aangetroffen, in detail overeenkwamen met de gegevens uit het onderzoek [M] .

(…)

 uit telecommunicatie blijkt dat [W] contact had met “ [R] ” zijnde de bijnaam van [P] .

(…)

is het zeer aannemelijk dat [W] dan wel de criminele organisatie van [W] zich in 2009 bezig hield met de handel in natte- en droge hennep.”

2.6.

In het kader van het onderzoek [M] heeft de politie op [datum 3] 2010 de woning van de heer [N] , gelegen aan de [adres 1] 140 te [J] , doorzocht. Tijdens de doorzoeking zijn, onder andere, een bedrag aan contanten van € 151.200 en diverse administratieve bescheiden aangetroffen en in beslag genomen. Voor zover in hoger beroep relevant, is in het “PV van bevindingen: [M] ” het volgende opgenomen:

“Gezien het feit dat:

(…)

-

zeer specifieke notities van getallen, namen, data en naamsaanduidingen, die bij de doorzoeking van het pand “ [adres 1] 140 te [J] ” zijn aangetroffen, in detail overeenkwamen met de gegevens in onder andere gsm 1 en gsm 8, welke op [datum 4] 2009 bij [W] zijn aangetroffen en waarvan [W] de eigenaar en gebruiker was.

-

zeer specifieke notities van getallen, namen, data en naamsaanduidingen, die bij de doorzoeking van het pand “ [adres 1] 140 te [J] ” zijn aangetroffen, in detail overeenkwamen met de gegevens uit het onderzoek “ [L] ”

is het zeer aannemelijk dat [W] dan wel de criminele organisatie van [W] zich in 2009 bezig hield met de handel in natte en droge hennep.”

2.7.

Op [datum 5] 2011 heeft de politie in het kader van het onderzoek [K] de woning gelegen aan de [adres 1] 148 te [J] doorzocht. Deze woning betreft een huurwoning die in de periode van 25 februari 2000 tot en met 27 juli 2010 bewoond werd door [belanghebbende] en zijn gezin. Op het moment van de doorzoeking werd deze woning door [belanghebbende] (onder)verhuurd aan zijn nichtje mevrouw [S] . Tijdens de doorzoeking van deze woning zijn diverse mobiele telefoons en sim-kaarten aangetroffen en in beslag genomen. Een groot deel van deze mobiele telefoons en sim-kaarten werd aangetroffen in de afzuiginstallatie van de bijkeuken. Tijdens deze doorzoeking zijn voorts – eveneens verstopt in de afzuiginstallatie in de bijkeuken – administratieve bescheiden met betrekking tot de periode van 26 juni 2007 tot en met 27 augustus 2007 en de periode van 22 november 2007 tot en met 26 januari 2008 aangetroffen. In het “PV van bevindingen: [T] [adres 1] 148, [J] ” is, voor zover in hoger beroep relevant, het volgende opgenomen:

6. RESUME ADMINISTRATIEVE BESCHEIDEN HENNEPHANDEL:

Het is aannemelijk dat de onderzochte administratieve bescheiden betrekking hebben op de perioden:

-

van 26 juni 2007 tot en met 27 augustus 2007, en

-

van 21 november 2007 tot en met 26 januari 2008.

Verder is het aannemelijk dat in deze perioden:

-

handel in zowel natte- als droge hennep heeft plaatsgevonden.

-

er export van droge hennep naar het Verenigd Koninkrijk heeft plaatsgevonden.

-

de brutowinst en de kosten door twee personen worden gedeeld.

Verder blijkt uit de wijze van vastleggen van de hennephandel alsmede het feit de zowel de brutowinst en de kosten door twee worden gedeeld, dat degene, die de dagelijkse vastlegging bijhoudt, verantwoording over de financiën aan derden moet afleggen.

Gezien het vorenstaande is het aannemelijk dat [W] dan wel de criminele organisatie van [W] zich in hierboven genoemde perioden bezig hield met de handel in natte- en droge hennep.”

2.8.

Voorts heeft de politie op [datum 5] 2011 het door de heer [U] bewoonde pand aan de [adres 3] 294 te [J] doorzocht. Tijdens de doorzoeking van deze woning zijn meerdere voorwerpen in beslag genomen, waaronder een groot aantal mobiele telefoons en sim-kaarten. Voor zover in hoger beroep relevant is in het “PV van bevindingen: [V] [adres 3] 294, [J] ” het volgende opgenomen:

7. RESUME SMS-BERICHTEN SIMKAARTEN:

Uit de inhoud van de sms-berichten van de simkaarten is het aannemelijk dat de sms-berichten in mei 2009 onder andere gaan over de handel in natte- en droge hennep.

Hierdoor is het waarschijnlijk dat [W] dan wel de criminele organisatie van [W] zich in mei 2009 bezig hield met de handel in natte- en droge hennep.”

2.9.

Naar aanleiding van de bevindingen uit de onderzoeken [K] , [L] en [M] is op verzoek van het Openbaar Ministerie een strafzaak aangevangen tegen [belanghebbende] en diverse andere vermeende leden van het [X] . Voordat de strafzaak tegen [belanghebbende] ter zitting behandeld zou worden was [belanghebbende] reeds overleden.

2.10.

De Inspecteur heeft op basis van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) de officier van justitie op 3 december 2012 verzocht om ten behoeve van de belastingheffing van [belanghebbende] gebruik te mogen maken van de informatie die verzameld is door middel van het strafrechtelijke onderzoek naar [belanghebbende] . De officier van justitie heeft dit verzoek ingewilligd.

2.11.

[belanghebbende] is in de jaren 2006 tot en met 2010 uitgenodigd tot het doen van aangiften IB/PVV. Hij heeft tijdig aangifte IB/PVV gedaan met betrekking tot de jaren 2006 tot en met 2008 en het jaar 2010. In deze aangiften heeft [belanghebbende] geen inkomsten uit drugshandel verantwoord. [belanghebbende] heeft verzuimd tijdig aangifte IB/PVV te doen met betrekking tot het jaar 2009.

2.12.

Naar aanleiding van de bevindingen uit de onderzoeken [K] , [L] en [M] heeft de Inspecteur, na het overlijden van [belanghebbende] , de navorderingsaanslagen en de aanslag IB/PVV 2010 opgelegd en de bijbehorende beschikkingen heffingsrente afgegeven.

2.13.

Met betrekking tot de jaren 2007 en 2008 heeft de Inspecteur, door middel van de navorderingsaanslagen, het belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt gecorrigeerd:

jaar

vastgesteld box 1 inkomen

vastgesteld box 3 inkomen

correctie

box 1 inkomen na correctie

box 3 inkomen na correctie

2007

€ 34.538

-

€ 5.628.884

€ 5.663.422

-

2008

€ 20.549

€ 1.701

€ 10.144.182

€ 10.164.731

€ 1.701

2.14.

Met betrekking tot het jaar 2009 heeft de Inspecteur ambtshalve een aanslag IB/PVV aan [belanghebbende] opgelegd. Deze aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 828 en is bij verminderingsbeschikking verminderd naar een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.460 (negatief) en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.390. Vervolgens heeft de Inspecteur door middel van de navorderingsaanslag IB/PVV 2009 het belastbaar inkomen uit werk en woning verhoogd met een bedrag van € 14.269.034. De navorderingsaanslag is dientengevolge berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.236.574 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.390. Deze correctie op het belastbaar inkomen uit werk en woning ter zake van het jaar 2009 heeft ook geleid tot een correctie ter zake van het jaar 2006. [belanghebbende] heeft het verlies uit het jaar 2009 namelijk verrekend met het belastbaar inkomen uit werk en woning ter zake van het jaar 2006. De Inspecteur heeft deze verrekening ongedaan gemaakt door middel van de navorderingsaanslag IB/PVV 2006.

2.15.

Bij aangifte IB/PVV 2010 heeft belanghebbende aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.310 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.567. De Inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2010 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.883.258 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.567.

2.16.

Door middel van de navorderingsaanslagen en de aanslag IB/PVV 2010 heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning van [belanghebbende] verhoogd met, in totaal, een bedrag van € 40.886.048 in verband met vermeende inkomsten uit de handel in drugs uit de jaren 2007 tot en met 2010.

2.17.

Bij de berekening van door [belanghebbende] genoten inkomsten uit drugshandel heeft de Inspecteur aansluiting gezocht bij het “PV van bevindingen: Uitleg aanpak berekening W.V.V. [W] ” (hierna: het PV van bevindingen). In dit PV is, aan de hand van de bevindingen uit het onderzoek [K] , het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend dat [belanghebbende] genoten heeft door deelname aan het [X] gedurende de periode 26 juni 2007 tot [datum 5] 2011.

2.18.

In het PV van bevindingen is een splitsing gemaakt tussen het voordeel dat het [X] in verband met de (internationale) handel in hennep in fase 1 en in fase 2 heeft verkregen. De inkomsten uit fase 1 worden gevormd door de inkomsten die het [X] heeft verkregen uit de bewerking van natte hennep tot droge hennep. De inkomsten uit fase 2 worden gevormd door de inkomsten die het [X] heeft verkregen uit de export van droge hennep naar Groot-Brittannië. De inkomsten uit fase 2 worden berekend door de geëxporteerde hoeveelheid droge hennep te vermenigvuldigen met de verkoopprijs van de droge hennep in Groot-Brittannië en deze som te verminderen met de inkomsten uit fase 1.

2.19.

Met betrekking tot perioden van 7 dagen of meer waarover, ondanks de diverse strafrechtelijke onderzoeken naar de illegale activiteiten van het [X] , geen relevante administratieve bescheiden zijn aangetroffen, is het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend door toepassing van het “voortschrijdende gemiddelde”. Toepassing van het “voortschrijdende gemiddelde” houdt in dat in deze perioden bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van het [X] wordt uitgegaan van de gemiddelde omvang van inkopen en verkopen uit de perioden waarover wel administratie beschikbaar is. Ter zake van de navolgende perioden is het voortschrijdend gemiddelde toegepast:

Aanvang periode

Einde periode

Tussenliggende dagen

27-08-2007

21-11-2007

86

04-12-2007

21-12-2007

17

15-01-2008

23-01-2008

8

30-01-2008

18-07-2008

170

04-08-2008

19-12-2008

137

04-01-2009

18-01-2009

14

05-02-2009

12-02-2009

7

12-02-2009

25-02-2009

13

25-02-2009

17-03-2009

20

23-03-2009

06-05-2009

44

30-06-2009

08-07-2009

8

26-08-2009

02-09-2009

7

10-11-2009

18-12-2009

38

03-01-2010

01-07-2010

179

25-07-2010

20-12-2010

148

09-01-2011

23-05-2011

134

2.20.

Met betrekking tot perioden van minder dan 7 dagen waarover geen relevante administratieve bescheiden zijn aangetroffen, is het “voortschrijdend gemiddelde” niet toegepast. Hetzelfde heeft te gelden met betrekking tot de volgende perioden, waarvan de politie vermoedt dat dit perioden betreffen waarin het [X] geen activiteiten met betrekking tot de handel in hennep heeft uitgevoerd:

Aanvang periode

Einde periode

Tussenliggende dagen

02-07-2007

11-07-2007

9

21-12-2007

29-12-2007

8

29-12-2007

08-01-2008

10

18-07-2008

04-09-2008

17

19-12-2008

04-01-2009

16

30-07-2009

17-08-2009

18

18-12-2009

03-01-2010

16

01-07-2010

25-07-2010

24

20-12-2010

09-01-2011

20

2.21.

Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van het [X] ter zake van fase 1 is rekening gehouden met de volgende schattingen en aannamen:

1. De prijzen voor een kilo natte hennep variëren tussen € 350 en € 800, met dien verstande dat het aannemelijk is dat het prijsverschil verklaarbaar is gelet op een verschillende wijze van telen. Het is aannemelijk dat natte hennep met een kostprijs tussen de € 350 en € 375 per kilo buiten geteeld is en dat de overige hennep binnen geteeld is.2. Het gemiddelde percentage van de hoeveelheid natte hennep die overblijft na het bewerken tot droge hennep bedraagt 40%.3. De prijzen voor een kilo droge hennep op de Nederlandse markt variëren tussen de € 2.100 en € 2.800, met dien verstande dat de gemiddelde prijs voor een kilo droge hennep € 2.500 bedraagt.4. De gemiddelde kosten voor het drogen van hennep bedragen € 100 per kilo droge hennep.

2.22.

Mede gelet op de hierboven opgenomen schattingen en aannamen is het wederrechtelijk verkregen voordeel van het [X] ter zake van fase 1 met betrekking tot de periode 26 juni 2007 tot [datum 5] 2011 berekend op een bedrag van € 7.263.894.

2.23.

Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van het [X] ter zake van fase 2 is rekening gehouden met de volgende schattingen en aannamen:

1. De meest voorkomende verkoopprijs van hennep in Groot-Brittannië bedroeg in de jaren 2007 tot en met 2011 tussen de £ 3.500 tot £ 4.000 per kilo, hetgeen een gemiddelde verkoopprijs van £ 3.750 oplevert. De gemiddelde wisselkoers bedroeg in deze periode £ 1 is € 1,20. Gelet op deze wisselkoers bedraagt de gemiddelde verkoopprijs van hennep in Groot-Brittannië in voornoemde jaren € 4.500.2. De gemiddelde transportkosten van 1 kilo droge hennep van Nederland naar Groot-Brittannië bedraagt € 4.3. Het verlies aan wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met inbeslagname van 329,728 kilo droge hennep bedraagt € 659.456.

2.24.

Mede gelet op de hierboven opgenomen schattingen en aannamen is het wederrechtelijk verkregen voordeel van het [X] ter zake van fase 2 met betrekking tot de periode 26 juni 2007 tot [datum 5] 2011 berekend op een bedrag van € 37.284.370.

2.25.

Het wederrechtelijk verkregen voordeel dat [belanghebbende] ter zake van fase 1 door middel van deelname is het [X] heeft behaald, heeft hij tot juli 2008 met een compagnon verdeeld op basis van de verhouding 50%-50%.

2.26.

Voorts is in het PV van bevindingen met betrekking tot de rol van [belanghebbende] binnen het [X] en de verdeling van het door het [X] behaalde wederrechtelijk verkregen voordeel het volgende opgenomen:

“Het is aannemelijk dat de verdachten van het C.S.V. [W] voor de door hun verrichte werkzaamheden gedurende de financiële onderzoeksperiode een vergoeding hebben ontvangen van [W] .Uit zowel het tactisch onderzoek als het financiële onderzoek is niet te achterhalen wat de verdachten precies als vergoeding hebben ontvangen van [W] voor de door hun verrichte werkzaamheden.Gezien de werkzaamheden van de verdachten van het C.S.V. [W] is per verdachte een aannemelijke toebedeling vastgesteld. Zie onderstaand overzicht.

Verdachte

Omschrijving

W.V.V. per VE

2 - [verdachte 2]

1% van het W.V.V. € 37.284.370,-

€ 372.800

3 - [verdachte 3]

1% van het W.V.V. € 37.284.370,-

€ 372.800

4 - [verdachte 4]

1% van het W.V.V. € 37.284.370,-

€ 372.800

5 - [verdachte 5]

1% van het W.V.V. € 37.284.370,-

€ 372.800

6 - [verdachte 6]

1% van het W.V.V. € 37.284.370,-

€ 372.800

7 - [verdachte 7]

1% van het W.V.V. € 37.284.370,-

€ 372.800

8 - [verdachte 8]

1% van het W.V.V. € 37.284.370,-

€ 372.800

9 - [verdachte 9]

1%ₒ van het W.V.V. € 37.284.370,-

€ 37.200

10 - [verdachte 10]

1%ₒ van het W.V.V. € 37.284.370,-

€ 37.200

11 - [verdachte 11]

1%ₒ van het W.V.V. € 37.284.370,-

€ 37.200

12 - [verdachte 12]

Geen

€ -

13 - [verdachte 13]

Geen

€ -

TOTAAL

€ 2.721.200

Uit het onderzoek [K] is gebleken dat [W] de leider is van het C.S.V. [W] .

Gezien alle bevindingen, verwoord in het tactische- en financiële dossier [K] , is het aannemelijk dat het minimale W.V.V. dat [W] heeft genoten, in de financiële onderzoeksperiode van 26 juni 2007 tot [datum 5] 2011 is:

W.V.V. van [W] - FASE 1 € 7.263.894,- +

W.V.V. van C.S.V. [W] - FASE 2 € 37.284.370,- +

Vergoedingen aan leden van het C.S.V. [W] € 2.721.200,- -

---------------------------

W.V.V. [W] € 41.827.064,-

2.27.

Op basis van een vermogensvergelijking (hierna: de vermogensvergelijking), waarbij de mutaties op diverse bankrekeningen die op naam van [belanghebbende] en/of de echtgenote staan geanalyseerd zijn en waarbij rekening is gehouden met het salaris van beiden, heeft de Inspecteur de volgende tekorten geconstateerd:

“Het totaal van het tekort volgens bijgevoegde vermogensvergelijkingen bedraagt:

2007 Tekort € 120.383

2008 Tekort € 684.322

2009 Tekort € 436.859

2010 Tekort € 254.343

2011 tot 31 maart Tekort € 56.870

---------------------

Het totale tekort bedraagt € 1.452.777”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

4 Gronden