Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3074, 16/03368
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3074, 16/03368
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 juli 2017
- Datum publicatie
- 16 augustus 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:3074
- Zaaknummer
- 16/03368
Inhoudsindicatie
Artikel 8.15 van de Wet IB 2001. Alleenstaande-ouderkorting. De kinderen van belanghebbende staan volgens de GBA in 2012 ingeschreven op het adres van zijn ex-echtgenote. Belanghebbende voldoet niet aan het door de wetgever welbewust gekozen objectieve criterium dat de kinderen op zijn woonadres moeten zijn ingeschreven. De feitelijke woonsituatie kan hem niet baten.
De bedoeling van de wetgever is dat slechts één van de ouders, in dit geval de ex-echtgenote, en niet beide ouders, (mogelijk) recht hebben op de alleenstaande-ouderkorting. Als aan de ex-echtgenote om welke reden dan ook geen alleenstaande-ouderkorting is verleend of als zij als gevolg van verrekening met haar bijstandsuitkering daar feitelijk geen profijt van heeft gehad, leidt dit er niet toe dat het recht op die korting alsnog aan belanghebbende toekomt.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03368
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 april 2016, nummer BRE 15/3870, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.871 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.792. Gelijktijdig is bij beschikking aan belanghebbende € 144 belastingrente in rekening gebracht. De aanslag en de beschikking belastingrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 20 juni 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [A] .
Het Hof heeft aan het slot van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende woonde in het onderhavige jaar aan de [adres] 14 te [woonplaats] en was daar volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de GBA) ingeschreven. Hij was tot 24 augustus 2010 gehuwd met mevrouw [B] (hierna: de ex-echtgenote), met wie hij drie kinderen heeft (hierna: de kinderen). De kinderen waren in 2012 alle drie jonger dan 18 jaar.
Met zijn ex-echtgenote is belanghebbende co-ouderschap overeengekomen. Op basis van het kinderconvenant blijven belanghebbende en zijn ex-echtgenote gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen. In 2011 heeft de ex-echtgenote bij Bureau Jeugdzorg verzocht om opvoedingsondersteuning, omdat zij de opvoeding van de kinderen niet meer aankon.
De kinderen verbleven in 2012 wekelijks doorgaans van vrijdag tot en met maandagochtend bij belanghebbende en de overige dagen bij de ex-echtgenote. Het gehele jaar 2012 stonden de kinderen volgens de GBA ingeschreven bij de ex-echtgenote.
Na een verzoek van belanghebbende daartoe, zijn de kinderen op 23 juni 2014 ingeschreven op het adres [adres] 14 te [woonplaats] . De ex-echtgenote heeft hieraan niet eerder willen meewerken. Vanaf dat moment heeft belanghebbende ook de volledige zorg voor de kinderen voor zijn rekening genomen.
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 gedaan. Belanghebbende heeft hierbij aangegeven recht te hebben op de alleenstaande-ouderkorting. Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2012 heeft de Inspecteur de in de aangifte geclaimde alleenstaande-ouderkorting niet verleend.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting, als bedoeld in artikel 8:15 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wettekst 2012, hierna: de Wet IB 2001).
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de aanslag en de beschikking belastingrente door toekenning van de alleenstaande-ouderkorting. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.