Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-08-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3643, 16/03491
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-08-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3643, 16/03491
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 17 augustus 2017
- Datum publicatie
- 31 augustus 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:3643
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:1808
- Zaaknummer
- 16/03491
Inhoudsindicatie
BPM. Opleggen naheffingsaanslag nadat het belastbaar feit heeft plaatsgevonden is niet in strijd met artikel 110 VWEU.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03491
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 mei 2016, nummer BRE 15/5190, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 29 oktober 2013, onder aanslagnummer [aanslagnummer] , een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 2.792 aan belasting (hierna: de naheffingsaanslag). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de naheffingsaanslag met € 1.798 verminderd tot € 994 en een vergoeding voor de kosten van bezwaar toegekend van € 244.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, behoudens de beslissing over de vergoeding van de kosten van de bezwaarfase, de naheffingsaanslag verminderd tot € 746, de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade, vastgesteld op € 1.000, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 992, en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 331 aan haar vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 503.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 5 juli 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mevrouw [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] en [D] .
Belanghebbende heeft kort voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof. Ter zitting is deze tevens aan de Inspecteur verstrekt, waarna een leespauze is ingelast.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende heeft op 27 september 2012 aangifte gedaan voor de BPM ter zake van de registratie van een personenauto, te weten een [automerk] (VIN eindigend op [nummer] ), afkomstig uit Duitsland. Het aangegeven bedrag aan BPM is door belanghebbende berekend op € 5.199. Belanghebbende heeft bij de aangifte gekozen voor het gebruik van de koerslijst X-Ray waarbij op de daaruit volgende handelswaarde een aftrek wegens schade is toegepast. De in aanmerking genomen aftrek wegens schade is gebaseerd op een taxatierapport.
De auto is op 4 oktober 2012 in opdracht van de Inspecteur opnieuw getaxeerd. Naar aanleiding van deze hertaxatie heeft de Inspecteur met dagtekening 29 oktober 2013 de naheffingsaanslag van € 2.792 opgelegd. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag verminderd tot € 994, uitgaande van de door belanghebbende overgelegde koerslijst X-Ray zonder een aftrek wegens schade. Dit bedrag van € 994 is na de uitspraak op bezwaar middels verrekening voldaan.
De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag verder verminderd tot € 746, omdat bij de berekening van de verschuldigde BPM mag worden uitgegaan van een marge-auto.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Na het onderzoek ter zitting is tussen partijen uitsluitend nog het antwoord op de volgende vragen in geschil:
1. Is een ná het belastbare feit opgelegde naheffingsaanslag in strijd met artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU)?
2. Heeft belanghebbende recht op rentevergoeding over het bedrag van de vermindering van de naheffingsaanslag?
3. Heeft belanghebbende recht op rentevergoeding over het bedrag aan toegekende vergoeding voor immateriële schade?
4. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de werkelijke kosten van bezwaar en de werkelijke proceskosten?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd:
Belanghebbende:
De grief betreffende de schending van het unierechtelijke verdedigingsbeginsel trek ik in.
Partijen:
Voor het geval dat het Hof van oordeel is dat ná het belastbare feit een naheffingsaanslag kan worden opgelegd, hebben wij overeenstemming bereikt over de hoogte van de naheffingsaanslag. De naheffingsaanslag moet alsdan verder worden verminderd tot € 200.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak van de Inspecteur en de naheffingsaanslag.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 200.