Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-09-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4150, 16/03485
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-09-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4150, 16/03485
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 29 september 2017
- Datum publicatie
- 6 oktober 2017
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:4150
- Zaaknummer
- 16/03485
Inhoudsindicatie
Aanslag leges omgevingsvergunning. Van een ‘verbouwing’ kan naar het oordeel van het Hof naar spraakgebruik slechts sprake zijn indien een reeds bestaand gebouw wordt verbouwd. Indien de ‘verbouwing’ slechts de binnenkant van het gebouw betreft kan worden gesproken van een ‘interne verbouwing’. Van een (interne) verbouwing is geen sprake indien een bouwplan voor een nog te bouwen gebouw wordt gewijzigd waarbij de betreffende wijziging uitsluitend ziet op een wijziging van de indeling van het nog te bouwen gebouw. De Heffingsambtenaar heeft terecht leges geheven naar het bedrag voor de bouw van appartementen en niet naar het tarief voor een interne verbouwing.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03485
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant te ‘s-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 26 mei 2016, nummer SHE 15/6865, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Valkenswaard,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende na te noemen heffing van leges.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 10 juni 2015 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de wijziging van reeds vergunde nieuwbouw van twee appartementen in zes appartementen aan de [adres] 6 te [vestigingsplaats] . Ter zake van het in behandeling nemen van deze aanvraag heeft de Heffingsambtenaar aan belanghebbende een aanslag leges opgelegd ad € 18.000. Het tegen deze aanslag gemaakte bezwaar is door de Heffingsambtenaar bij uitspraak van 10 november 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 503. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 13 juli 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , verbonden aan [B] BV te [C] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Heffingsambtenaar de heer [D] tot bijstand vergezeld van de heer [E] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende heeft op 18 februari 2015 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van nieuwbouw bestaande uit een commerciële ruimte op de begane grond en twee appartementen gelegen op de eerste onderscheidenlijk tweede verdieping. De gevraagde omgevingsvergunning is, op 21 mei 2015, verleend voor de volgende activiteiten:
“1. Het (ver)bouwen van een bouwwerk zoals bedoeld in art. 2.1., eerste lid, onder a Wabo.2. Het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan zoals bedoeld in art. 2.1, eerste lid, onder c Wabo.”
Ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag is aan belanghebbende een aanslag leges opgelegd naar een bedrag van € 15.755. Dit bedrag bestaat uit twee maal een bedrag van € 4.500 voor de bouwactiviteiten van twee appartementen, een bedrag van € 6.500 voor de bouwactiviteiten van een kantoor, alsmede € 255 voor planologisch strijdig gebruik.
Belanghebbende heeft op 10 juni 2015 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het wijzigen van de onder 2.1. bedoelde reeds vergunde nieuwbouw. De aanvraag betreft een wijziging van de twee appartementen in zes appartementen, gelegen op de eerste onderscheidenlijk tweede verdieping. De gevraagde omgevingsvergunning is, op 10 september 2015, verleend voor de volgende activiteiten:
”1. Het (ver)bouwen van een bouwwerk zoals bedoeld in art. 2.1, eerste lid, onder a Wabo”.
Ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag is aan belanghebbende de thans bestreden aanslag leges opgelegd naar een bedrag van € 18.000. Dit bedrag bestaat uit vier maal een bedrag van € 4.500 voor de bouwactiviteiten van vier appartementen.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is de onder 2.2 bedoelde aanslag leges op onjuiste grondslagen gebaseerd en daardoor te hoog vastgesteld?
II. Zijn de geheven leges in strijd met het evenredigheidsbeginsel?
III. Zijn de geheven leges in strijd met het gelijkheidsbeginsel?
Belanghebbende is van mening dat de in geschil zijnde vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag leges dan wel vermindering van de aanslag tot een bedrag van € 255. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.