Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4288, 16/00251 tot en met 16/00254, 16/03646 en 16/03647

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4288, 16/00251 tot en met 16/00254, 16/03646 en 16/03647

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 oktober 2017
Datum publicatie
18 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:4288
Zaaknummer
16/00251 tot en met 16/00254, 16/03646 en 16/03647
Relevante informatie
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 72

Inhoudsindicatie

Oldtimervrijstelling. Artikel 72, lid 1, onderdeel b, Wet MRB. Belanghebbende heeft in 2011 een personenauto gekocht, met een datum eerste toelating uit het jaar 1986. De personenauto rijdt op diesel. Onder het destijds geldende wettelijke regime bestond voor motorrijtuigen van 25 jaar of ouder recht op vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting. Met ingang van 1 januari 2014 is het wettelijke regime gewijzigd in die zin dat de vrijstelling voor oldtimers is beperkt tot motorrijtuigen die 40 jaar of ouder zijn. De in 2011 door de inspecteur gegeven vrijstellingsbeschikking “Motorrijtuigenbelasting Vrijstelling 25 jaar en ouder” heeft van rechtswege zijn werking verloren met ingang van de wijziging van het wettelijke regime. De vrijstelling hoeft niet te worden ingetrokken. Van een in rechte te honoreren opgewekt vertrouwen is geen sprake. Het beëindigen van de vrijstelling als gevolg van de wijziging van het wettelijke regime vormt geen inbreuk op het ongestoorde genot van eigendom als bedoeld in artikel 1 EP.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/00251 tot en met 16/00254, 16/03646 en 16/03647

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 19 februari 2016, nummers BRE 15/1352, 15/1831, 15/3916 en 15/5368, en van 7 juli 2016, nummers BRE 15/6871 en 15/7239, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde voldoeningen op aangifte.

1 Ontstaan en loop van het geding

16/00251 tot en met 16/00254

1.1.

De Inspecteur heeft met dagtekening 24 februari 2014, 25 augustus 2014, 24 november 2014 en 23 februari 2015, de volgende rekeningen motorrijtuigenbelasting (MRB) naar belanghebbende gestuurd:

Tijdvak:

Kenteken:

Belastingbedrag:

22 februari 2014 – 21 mei 2014

[kenteken]

€ 331

22 augustus 2014 – 21 november 2014

[kenteken]

€ 331

22 november 2014 – 21 februari 2015

[kenteken]

€ 331

22 februari 2015 – 21 mei 2015

[kenteken]

€ 333

1.2.

Belanghebbende heeft de belastingbedragen op respectievelijk 27 maart 2014, 5 september 2014, 3 december 2014 en 4 maart 2015 voldaan. Daartegen heeft belanghebbende bij brieven van respectievelijk 30 maart 2014, 4 oktober 2014, 16 december 2014 en 6 maart 2015 bezwaar gemaakt.

De Inspecteur heeft niet het bezwaarschrift van 30 maart 2014, maar een bezwaarschrift van belanghebbende van 2 juni 2014 gericht tegen de voldoening van MRB over een ander tijdvak aangemerkt als bezwaar gericht tegen de voldoening van MRB over het tijdvak 22 februari 2014 tot en met 21 mei 2014. De Inspecteur heeft bij uitspraak van 30 maart 2015 dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De Inspecteur heeft bij uitspraken van respectievelijk 23 maart 2015, 3 juli 2015 en 8 mei 2015 de overige bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank in alle vier zaken van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep met nummer 15/1831 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de op de aangifte voldane MRB gehandhaafd en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt. De Rechtbank heeft het beroep in de overige zaken ongegrond verklaard en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van telkens € 45 aan deze vergoedt.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

16/03646 en 16/03647

1.6.

De Inspecteur heeft met dagtekening 22 mei 2015 en 24 augustus 2015 de volgende rekeningen MRB naar belanghebbende gestuurd:

Tijdvak:

Kenteken:

Belastingbedrag:

22 mei 2015 – 21 augustus 2015

[kenteken]

€ 333

22 augustus 2015 – 21 november 2015

[kenteken]

€ 333

1.7.

Belanghebbende heeft de belastingbedragen op respectievelijk 3 juni 2015 en 16 september 2015 voldaan. Daartegen heeft belanghebbende bij brieven van respectievelijk 6 juni 2015 en 21 september 2015 bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraken van respectievelijk 11 september 2015 en 2 november 2015 de bezwaren ongegrond verklaard.

1.8.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.

1.9.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

Alle zaken

1.10.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.11.

De zitting heeft plaatsgehad op 24 augustus 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, ter bijstand vergezeld van zijn echtgenote mevrouw [A] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] .

1.12.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Voorts heeft belanghebbende ter zitting drie stukken overgelegd. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van deze stukken.

1.12.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.13.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is volgens het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens (hierna: het kentekenregister) sinds 22 november 2011 houder van de personenauto van het merk en type [auto] met het kenteken [kenteken] (hierna: de auto). De datum van eerste toelating van dit motorrijtuig is 20 augustus 1986. De auto rijdt op diesel.

2.2.

Met dagtekening 12 december 2011 is aan belanghebbende ter zake van de auto een vrijstellingsbeschikking “Motorrijtuigenbelasting Vrijstelling 25 jaar en ouder” verzonden (hierna: de mededeling van 2011). Op de beschikking staat, voor zover van belang, vermeld:

“Uit de gegevens van het kentekenregister maak ik op dat het bovengenoemde motorrijtuig 25 jaar of ouder is. Dit betekent dat u voor dat voertuig geen motorrijtuigenbelasting meer hoeft te betalen. Met ingang van 22 nov. 2011 verleen ik u daarom vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting.”

2.3.

In december 2013 heeft de Inspecteur schriftelijk aan belanghebbende medegedeeld dat, onder voorbehoud van goedkeuring door de Eerste Kamer der Staten-Generaal, de vrijstelling MRB voor oldtimers zal worden gewijzigd in die zin dat de oldtimervrijstelling alleen nog zal gelden voor motorrijtuigen die voor het eerst in gebruik zijn genomen op of voor 1 januari 1974. Daarbij heeft de Inspecteur opgemerkt dat belanghebbende per 1 januari 2014 voor de auto weer MRB zal zijn verschuldigd, aangezien de auto niet aan vorenbedoelde voorwaarde voldeed.

2.4.

Op 17 december 2013 heeft de Eerste Kamer der Staten-Generaal ingestemd met een wetswijziging per 1 januari 2014 betreffende de vrijstelling voor oldtimers.

2.5.

Belanghebbende heeft een taxatierapport van de heer [C] , verbonden aan [D] , van 31 mei 2016 overgelegd. In dat rapport is de vervangingswaarde van de auto gesteld op € 1.100 inclusief BTW. Voorts is in dat rapport het volgende vermeld:

“Waardedaling oudere diesels in het algemeen doordat er geen overgangsregeling is voor dieselvoertuigen, in 2012 had dit voertuig een vervangingswaarde van € 10.000,-”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft belanghebbende ondanks de wetswijziging met ingang van 1 januari 2014 recht op een vrijstelling voor de motorrijtuigenbelasting omdat de mededeling van 2011 niet is ingetrokken?

II. Vormt de wetswijziging met ingang van 1 januari 2014 een inbreuk op het ongestoorde genot van het eigendom als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht, tot gegrondverklaring van de beroepen, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot teruggaaf van de op aangifte voldane motorrijtuigenbelasting. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing