Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4423, 15/01219 tot en met 15/01225

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4423, 15/01219 tot en met 15/01225

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 oktober 2017
Datum publicatie
1 november 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:4423
Formele relaties
Zaaknummer
15/01219 tot en met 15/01225
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 67f

Inhoudsindicatie

Art. 67f AWR. Opzet, voorwaardelijk opzet en grove schuld. Omzetbelasting. Strafmaat.

Belanghebbende boekt met oog op liquiditeitsproblemen facturen later om de omzetbelasting later te betalen. Het Hof oordeelt dat belanghebbende opzet op het niet betalen van omzetbelasting binnen de belastingwet gestelde termijn kan worden verweten. De omstandigheid, dat de adviseur van belanghebbende voor deskundig mocht worden gehouden, is van geen belang. Belanghebbende is willens en wetens met het oog op de liquiditeitsproblemen ertoe overgegaan zelf de facturen later te boeken om aldus ook later de omzetbelasting te kunnen betalen.

Met betrekking tot de hoogte van boete is het Hof van oordeel, dat er strafverzwarende en geen strafverminderende omstandigheden zijn.

Het gebrek aan liquiditeiten is door belanghebbende zelf veroorzaakt doordat zij gelden ter hoogte van ongeveer

€ 300.000 aan de directeur en aandeelhouder ter beschikking heeft gesteld. Belanghebbende heeft aldus voorrang gegeven aan het lenen van geld aan haar directeur en aandeelhouder boven het tijdig betalen van omzetbelasting.

Een belastingschuld van ruim € 100.000 is geen financiële omstandigheid die strafverminderend is, omdat anders de vreemde situatie zou ontstaan dat een belanghebbende door het niet betalen van belastingschulden een vermindering van boeten, die zijn opgelegd voor het te laat betalen van andere belastingschulden, zou kunnen bewerkstelligen.

Belanghebbende heeft er kennelijk voor gekozen om met de betaling van omzetbelasting te gaan schuiven en zij is de rijksbelastingdienst als bank gaan gebruiken. Deze verboden gedraging dient beboet te worden, omdat deze gedraging het signaal verdient dat het ook in economische moeilijke omstandigheden onaanvaardbaar is dat belastingschulden te laat worden betaald.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01219 tot en met 15/01225

Uitspraak op het hoger beroep van

de Inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

tegen de in één geschrift verenigde uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 25 september 2015, nummers AWB 14/5436 tot en met 14/5443, in het geding tussen

[belanghebbende] B.V. c.s.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende na te noemen boetebeschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn, in één geschrift verenigd met de desbetreffende naheffingsaanslagen, de volgende boetebeschikkingen met dagtekening 31 oktober 2013, gegeven:

Tijdvak

Aanslagnummer

Boete

April 2011

[aanslagnummer] F.01.1041

€ 5.856

Mei 2011

[aanslagnummer] F.01.1051

€ 1.786

Juli 2011

[aanslagnummer] F.01.1071

€ 1.293

Augustus 2011

[aanslagnummer] F.01.1081

€ 2.609

September 2011

[aanslagnummer] F.01.1091

€ 102

Oktober 2011

[aanslagnummer] F.01.1101

€ 2.998

Januari 2012

[aanslagnummer] F.01.2011

€ 2.354

Februari 2012

[aanslagnummer] F.01.2021

€ 2.119

€ 19.117

Na tegen de boetebeschikkingen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de boetebeschikkingen gehandhaafd.

Bij ambtshalve gegeven beschikking met dagtekening 5 december 2014 heeft de Inspecteur de boetebeschikking over het tijdvak februari 2012 vernietigd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op de bezwaren alsmede de boetebeschikkingen vernietigd.

1.3.

Tegen de uitspraken van de Rechtbank heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft haar verweerschrift betiteld als een incidenteel hoger beroep. Om deze reden is de Inspecteur door het Hof in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze ten aanzien van het incidenteel hoger beroep naar voren te brengen, hetgeen hij ook heeft gedaan. Tijdens het na te noemen onderzoek ter zitting heeft het Hof belanghebbende voorgehouden dat haar verweer geen incidenteel hoger beroep is (omdat zij bij de Rechtbank volledig in het gelijk is gesteld), maar een verweer. Belanghebbende heeft dit beaamd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 6 september 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, de heer [A] , tot zijn bijstand vergezeld van de heer [B] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [C] en de heer

[D] . Gelijktijdig, maar niet gevoegd, zijn behandeld de zaken met de procedurenummers 15/01218 en 15/01219 tot en met 15/01225.

1.6.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota met twee bijlagen toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de twee bij deze pleitnota behorende bijlagen.

1.7.

Belanghebbende heeft tijdens het onderzoek ter zitting twee aanvullende pleitnota’s, waarvan één met twee bijlagen, overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij, en deze voorgedragen. De Inspecteur heeft verklaard tegen overlegging van de bij de pleitnota behorende bijlagen geen bezwaar te hebben.

1.8.

Voorts heeft belanghebbende ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van de concept-jaarrekening met betrekking tot het jaar 2016 van [bedrijf 1] .

1.9.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is gezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Tot de fiscale eenheid behoren:

- [belanghebbende] B.V.;

- [bedrijf 2] B.V.;

- [bedrijf 1] B.V.;

- [bedrijf 3] B.V.;

- [bedrijf 4] B.V.

[bedrijf 5] B.V. behoort niet tot de fiscale eenheid.

2.2.

De heer [A] is directeur en (middellijk) aandeelhouder van de vennootschappen (hierna: de directeur).

2.3.

Bij belanghebbende zijn drie personen in loondienst: een administratieve kracht, een ondersteunende kracht en de directeur. Eén van hen, mevrouw [E] , is werkzaam onder de benaming officemanager.

2.4.

De activiteiten van belanghebbende bestaan uit het geven van opleidingen en praktijk gerichte trainingen voor de financiële professional alsmede advies en coaching. De opleidingen en trainingen worden verzorgd door de directeur. Tevens worden leerkrachten ingehuurd.

2.5.

In onderhavige periode was [F] B.V. adviseur van belanghebbende. [F] B.V. was deskundig. Omstreeks april 2012 is de huidige gemachtigde van belanghebbende adviseur van belanghebbende geworden.

2.6.

De Inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende. Hiervan is een rapport opgemaakt op 30 juli 2013 (hierna: het rapport). Het doel van het boekenonderzoek was het beoordelen van de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012.

2.7.

De dagelijkse administratie, waaronder het boeken van de facturen, werden verzorgd door belanghebbende zelf. De aangiften omzetbelasting over onderhavige periode zijn in opdracht van belanghebbende ingediend door [F] B.V., soms in overleg met de directeur en soms ook niet.

2.8.

In het rapport beschrijft de Inspecteur, dat facturen door belanghebbende later werden geboekt dan het moment dat de facturen zijn uitgereikt. Hierdoor is omzetbelasting verschoven naar een later tijdvak. Op jaarbasis bezien is het juiste bedrag aan omzetbelasting betaald. Ter zake van deze verschuivingen heeft de Inspecteur onderhavige boetebeschikkingen gegeven. De Inspecteur verwijt belanghebbende in het rapport opzet dan wel voorwaardelijk opzet en hij heeft vergrijpboeten van 30% van de nageheven omzetbelasting opgelegd, als zijnde passend en geboden. Als strafverminderende omstandigheid heeft de Inspecteur in aanmerking genomen dat er alleen een verschuiving van omzetbelasting heeft plaatsgevonden en per saldo op jaarbasis bezien wel de juiste bedragen aan omzetbelasting zijn betaald.

2.9.

Belanghebbende heeft een vordering op de directeur van (ongeveer):

- ultimo 2012: € 312.604;

- ultimo 2013: € 386.689 (€ 100.000 lening en € 286.689 rekening-courant vordering);

- ultimo 2014: € 444.444;

- september 2017: € 345.000 (€ 200.000 lening en € 145.000 rekening-courant vordering).

2.10.

Het eigen vermogen en de resultaten van de fiscale eenheid (belanghebbende) zijn over de jaren 2011 tot en met 2014 als volgt:

Jaar

Vermogen ultimo jaar

Resultaat

2011

-/- € 267.743

€ 38.907

2012

-/- € 256.912

€ 10.833

2013

-/- € 207.402

€ 49.510

2014

-/- € 235.941

-/-€ 28.539

2.11.

Het salaris van de directeur van belanghebbende bedroeg:

Jaar

Salaris

2012

€ 90.221

2013

€ 89.119

2014

€ 88.875

2017

± € 55.000

2.12.

In 2014 is de financiering van belanghebbende door Deutsche Bank overgenomen door [H] B.V.. Belanghebbende heeft pogingen ondernomen deze financiering te herfinancieren.

2.13.

In 2014 is een financiering voor belanghebbende door Qredits afgewezen, onder meer door een hoge vordering van belanghebbende op de directeur.

2.14.

In 2014 is een financiering voor belanghebbende door de RABO afgewezen, onder meer door te hoge privé-onttrekkingen uit het bedrijf.

2.15.

Belanghebbende heeft in september 2017 belastingschulden, grotendeels niet betaalde loonheffingen ter zake van het salaris van de directeur, van ongeveer € 100.000.

2.16.

Belanghebbende heeft in september 2017 een schuld aan de huidige gemachtigde van € 64.874.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

I. Kan belanghebbende (voorwaardelijk) opzet of grove schuld worden verweten?

II. Indien vraag I bevestigend moet worden beantwoord: Welke boeten zijn passend en geboden?

Belanghebbende is van mening dat vraag I ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Met betrekking tot vraag II bepleit belanghebbende meer subsidiair een matiging van elk van de boeten tot 5% en meer, meer subsidiair tot 10%. De Inspecteur bepleit primair boeten van ieder 30% in geval van (voorwaardelijk) opzet en subsidiair van 25% in geval van grove schuld.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

De Inspecteur concludeert primair tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en ongegrondverklaring van de bij de Rechtbank ingestelde beroepen en subsidiair tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vermindering van elke boete tot 25%. Belanghebbende concludeert primair en subsidiair tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank. Meer subsidiair concludeert belanghebbende tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vermindering van elke boete tot 5% en meer, meer subsidiair tot 10%.

4 Gronden

5 Beslissing