Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4577, 16/00275
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4577, 16/00275
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 19 oktober 2017
- Datum publicatie
- 27 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:4577
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:863
- Zaaknummer
- 16/00275
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Art. 15, lid 4 Wet OB ’68. Belanghebbende opteert (per optiedatum) voor het niet meer toepassen van de landbouwregeling van artikel 27 van de Wet OB ’68. In geschil is of op (of na) de optiedatum de (tijdens het regime van de landbouwregeling) niet in aftrek gebrachte voorbelasting op de opfokkosten van jongvee en melkkoeien alsnog voor teruggaaf in aanmerking komen. Het Hof oordeelt, anders dan de Rechtbank, dat dit niet het geval is.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/00275
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 2 maart 2016, nummer BRE 14/3516, in het geding tussen
VOF [belanghebbende] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en
de Inspecteur,
betreffende de hierna genoemde beschikking.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op 16 januari 2014 aangifte gedaan van de door haar over het tijdvak december 2013 verschuldigde omzetbelasting. Het desbetreffende aangiftebiljet vermeldt als zodanig een verzoek om teruggaaf tot een bedrag van € 18.322, welke teruggaaf bij beschikking van 31 januari 2014 is verleend. Tegen deze beschikking heeft belanghebbende bezwaar gemaakt, en daarin een aanvullende teruggaaf van € 2.672 gevraagd. De Inspecteur heeft bij uitspraak van 9 mei 2014 besloten van dit bedrag geen teruggaaf te verlenen.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.
De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de teruggaaf van omzetbelasting vastgesteld op € 21.881 en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 367,25. Voorts heeft de Rechtbank gelast dat de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoedt.
Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 9 juni 2017 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] als gemachtigde van belanghebbende, ter bijstand vergezeld door [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C] , mevrouw [D] en de heer [E] . Gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan aan het Hof en de Inspecteur overgelegd.
Te dezer zitting zijn gezamenlijk behandeld de hoger beroepzaken met de kenmerken 16/00272, 16/00273, 16/00274, 16/00275, 16/00276 en 16/00277.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende exploiteert een melkveehouderij. Zij houdt zich onder meer bezig met het opfokken van kalveren (jongvee) tot melk producerende vaarzen. Het (binnen het eigen bedrijf voortgebrachte) vrouwelijk jongvee wordt vanaf de geboorte opgefokt tot koeien die melk produceren. Een vaars wordt een melkkoe nadat zij voor het eerst gekalfd heeft. Het duurt ongeveer 24 maanden om een kalf op te fokken tot melkkoe. In die 24 maanden worden in dit kader kosten gemaakt, bestaande uit (met name) voer en overige kosten, zoals huisvesting, dierenartskosten, strooisel, water en elektriciteit (hierna: opfokkosten).
Belanghebbende heeft met ingang van 1 juli 2013 (hierna: de optiedatum) geopteerd voor het niet meer toepassen van de landbouwregeling van artikel 27 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). Bij beschikking van 10 juli 2013 heeft de Inspecteur belanghebbende, overeenkomstig haar verzoek, ontheven van de toepassing van de landbouwregeling en belanghebbende bericht dat zij met ingang van 1 juli 2013 aangifte omzetbelasting moet doen.
Belanghebbende heeft verzocht om een aanvullende teruggaaf van omzetbelasting in verband met herziening van omzetbelasting voor wat betreft de binnen het eigen bedrijf voortgebrachte kalveren (hierna: het jongvee) en de in eigen bedrijf gefokte melkkoeien. Het betreft hier een herziening op ingekochte leveringen en diensten die onderdeel uitmaken van de opfokkosten, als beschreven onder 2.1.
Het Besluit Landbouw van 15 juni 2006, nr CPP 2005/3096M, Stcrt. 23 juni 2006, nr. 120, pag. 14, bevat de volgende passages:
“4. Optie voor belastingheffing
(…)
Aftrek van voorbelasting
De landbouwer die op de normale wijze in de heffing wordt betrokken, kan vanaf de optiedatum op de voet van artikel 15 van de wet belasting in aftrek brengen, mits uiteraard aan de terzake gestelde voorwaarden wordt voldaan. Dit betekent onder andere dat de belasting die betrekking heeft op goederen en diensten die vóór de optiedatum aan de landbouwer zijn geleverd c.q. jegens hem zijn verricht – behoudens het hierna gestelde – niet voor aftrek in aanmerking komt, ook al wordt die belasting aan de landbouwer in rekening gebracht nadat hij op de normale wijze in de heffing is betrokken.
Nog niet daadwerkelijk aangewende goederen en/of diensten
De belasting die aan de landbouwer in rekening is of wordt gebracht en die betrekking heeft op goederen en/of diensten die vóór de optiedatum aan hem zijn geleverd maar op die datum nog niet daadwerkelijk zijn aangewend, komt alsnog op de voet van artikel 15, lid 4, van de Wet voor aftrek in aanmerking.
Op de optiedatum reeds in gebruik zijnde bedrijfsmiddelen
De belasting die drukt op de bedrijfsmiddelen die op de optiedatum als zodanig bij de landbouwer in gebruik zijn, komt in voorkomende gevallen alsnog deels voor aftrek in aanmerking en wel op de voet van de artikelen 11 tot en met 14 van de uitvoeringsbeschikking.
In de productie opgegane, niet meer als zodanig aanwezige, goederen en/of diensten
Een bijzonder geval vormen de goederen en/of diensten die als zodanig op de optiedatum niet meer aanwezig zijn doch welke vóór die datum zijn aangewend ten behoeve van het telen of voortbrengen van landbouwproducten, welke landbouwproducten na de optiedatum zullen worden geleverd. Voorbeelden zijn zaden, meststoffen, dieren bestemd voor de productie van vlees en veevoeder dat aan evenbedoelde dieren is verstrekt. Goedgekeurd wordt dat de belasting die aan de landbouwer terzake van de aanschaf van deze goederen en/of diensten in rekening is gebracht, alsnog voor aftrek in aanmerking komt, omdat deze goederen en/of diensten blijken te worden aangewend ten behoeve van aan belasting onderworpen leveringen van de desbetreffende landbouwproducten (vergelijk artikel 15, eerste lid, van de wet in samenhang met artikel 27, tweede lid, 2e volzin van de wet).”
De Rechtbank heeft met betrekking tot het jongvee geoordeeld dat de voor het opfokken van het jongvee ingekochte leveringen en diensten door belanghebbende zijn aangewend ten behoeve van het opgroeien van jongvee tot melkvee, en dat artikel 15, vierde lid, van de Wet toepassing vindt op het moment dat wordt aangevangen met de levering van door dat vee gegeven melk. De terug te geven omzetbelasting voor jongvee is door de Rechtbank als volgt vastgesteld:
41 stuks jongvee jonger dan 1 jaar, ter waarde van € 13.505 à 6/106 = € 764
43 stuks jongvee vanaf 1 jaar, ter waarde van € 34.665 à 6/106 = € 1.962
Teruggaaf OB € 2.726
Ten aanzien van het melkvee heeft de Rechtbank geoordeeld dat met betrekking tot de opfokkosten de aftrek van voorbelasting op jaarbasis dient te worden herzien. De Rechtbank stelt het te herziene bedrag voor 2013 vast op € 833.
Op jongvee wordt niet afgeschreven. Melkvee dat op optiedatum al melk heeft gegeven zijn goederen waarop wordt afgeschreven.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is herziening mogelijk met betrekking tot de omzetbelasting die is begrepen in de opfokkosten van het op de optiedatum aanwezige jongvee, dat nog niet als melkvee in gebruik is genomen?
II. Is herziening mogelijk met betrekking tot de omzetbelasting van de op de optiedatum aanwezige zelf voortgebrachte melkkoeien?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige gedingstukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.